voldoen om deel te nemen en niet de
Indische gemeenschap. De stichting
Indisch Familie Archief (geen kleine of
gezelligheidsvereniging) heeft zich
enkele jaren geleden aangemeld voor
deelname aan het IP. Zonder opgaaf
van reden noch een schriftelijke bevesti
ging werd haar aanvraag niet gehono
reerd.
Punt vier. De voorzitter van het IP
wordt door mij geen militair denken
toegedicht, noch wordt door mij zijn
militair verleden aangehaald. Wel wordt
het IP als geheel koloniaal bestuur ver
weten. Daarmee doel ik op het feit dat
zonder enige consultatie van de
Indische gemeenschap voor hen en over
hen wordt beslist. Het feit dat de heer
Bilderbeek critici dissidenten noemt,
staaft dit eens te meer.
Punt vijf. De heer Bilderbeek rekent de
in de pers aangehaalde 'dissidenten' tot
vertegenwoordigers van falende
Indische organisaties. Een opmerking
die mijns inziens zeer suggestief te noe
men is. Toevallig ken ik enkele van hen
persoonlijk en weet dat de organisatie
die zij vertegenwoordigen beslist niet
tot die categorie van falende Indische
organisaties behoren.
In dit geval mag ik de heer Bilderbeek
erop wijzen dat enkele van de in het IP
zitting hebbende Indische organisaties
eveneens tot een bedenkelijke grootte
zijn teruggevallen. Iets waar overigens
veel van de oude Indische organisaties
mee te kampen hebben (onder meer
door het uitsterven van de oude genera
tie) Wat de stichting IFA betreft, kan ik
persoonlijk stellen dat die organisatie
bloeit en zich nog steeds uitbreidt.
Ervan uitgaande dat niet alleen het IP
met de beste bedoelingen zich voor de
Indische gemeenschap inzet, maar ook
de critici, zou ik allen willen oproepen
om openheid te betrachten en respect
voor elkanders meningen en inbreng te
tonen. Zwijgen of gebrek aan openheid
en inspraak schaadt de Indische belan
gen. Corresponderen via de pers leidt
tot niets. IP sta open voor uw critici en
nodig hen uit tot overleg en maak
gebruik van de vele verenigingsbladen
om de Indische gemeenschap inspraak
te geven.
Tot slot wil ik nogmaals stellen dat zwij
gen niet tot enig resultaat leidt en roep
ik de Indische gemeenschap nogmaals
op om van zich te laten horen.
E.O. Kollmann,
voorzitter stichting IFA
44 ste jaargang - nummer 12 - juni 2000
Staand: Les en Judith
(broer en zus).
Zittend: pa en ik.
Tekst: Ed Brodie
Hij kende geen angst, geen honger en armoe
een zoon van een blanke vader en een Javaanse iboe.
0*
Leefde veilig, genoot van de zon in dat mooie groene land
elke dag samen met iboe naar schooltje toe, hand in hand.
Na zijn schooltijd begon hij aan zijn zware, meest geliefde opleiding,
en kon toen beginnen als jongste chemiker onder scherpe begeleiding.
Na heel hard werken, zwoegen en heel lang sparen,
trouwde hij eindelijk met zijn geliefde... en gelukkig dat ze waren
Plotseling kwam er oorlog, de Japanse bezetting en daarna de bersiap-tijd
Hij moest weg.van vrouw en kinderen.en hij.hij was de weg kwijt.
Hij ging toen lijden, lijden van angst, honger en armoe...
verlangde naar zijn vrouw, kinderen en zijn lieve iboe.
Na de oorlog begon hij opnieuw en wel van voor af aan,
voor zijn vrouw en kinderen deed hij dat met liefde en soms met een traan.
Dan opeens moest hij weer weg... niet alleen, maar met z n hele gezin.
Weg uit zijn zonnige geboorteland, naar een vreemd koud land, eigenlijk had hij
helemaal geen zin!
Maar het moest gewoon, hij kon niet anders... oké dan moet het maar!
Geen zon en groen meer om hem heen, zijn werk is totaal anders dan toen.
'daar'!
Hij werd stiller, en als bijpraatte, praatte hij heel veel over toen...
Maar bleef hard zoerken in die sneeuw en koude wind.hij moest het doen!
Opeens werd hij ziek, heel erg ziek, ik zag hem nog liggen in zijn tempat tidoer
Zijn glimlach kwam dan terug, als ik praatte over suikerfabriek Soemobito of
pak Minhart zijn eerste mandoer.
Ik mis hem nog heel vaak, ook zijn wijze, soms harde maar toch lieve woorden,
Vader, ik ben trots op je, kon ik je maar helpen, al was het maar met je pijnlijke
vragen te beantwoorden...
Vader