woog, maar mijn vader maakte er negen
van, 'bijna negen', zei hij. Hij hield zich
altijd meer aan de feiten. Er was nog een
verschil met mijn geboorte: mijn moeder
kreeg ditmaal koorts, een verontrustend
symptoom, maar de kundigheid van
dokter Van den Vrijhoef en later de wer
king van de kruidenmedicijnen die door
tante Lot zelf bereid werden, haar
befaamde 'obat beranak' ('untuk bikin
bersih') leidden mijn moeders gezond
heidstoestand in goede banen. Ze kon
rustiger tijden tegemoet zien, al was ze
in het begin heel moe en lag ze veel op
de divan. Voor het huishouden zorgde
nènèk Tidjah wel. Dank zij de zorgen
van tante Lot, kon mijn moeder na enige
tijd mijn broertje zelf voeden. Bij mij
was het nooit gelukt. Daarvoor bleek ik
te zwaar en te gulzig. Allemaal natuurlijk
volgens de verhalen.
Als mijn eerste herinnering, hoe vaag
ook, verschijnt (hoe oud moet ik
toen geweest zijn? Bijna vier jaar?), ligt
mijn moeder weer op de divan met de
grote roze bloemen en afhangende
geplooide stroken. Ze had toen een
'behandeling' ondergaan en lag nu nog
wat na te lijden. Ik zie haar liggen met
loshangende haren, met een sarung die
boven haar borsten dichtgeknoopt was
en daarover een lange, witte kabaai.
Waaruit deze 'behandeling' bestond is
mij nooit medegedeeld en ik vroeg er
ook niet naar. Later heb ik een abortus
vermoed. 'Twee kinderen en niet meer',
heb ik mijn moeder te vaak horen zeg
gen. Ik weet dat ook in dit geval dokter
Van den Vrijhoef met veel tact en begrip
opgetreden was.
Ze lag daar omringd door bedienden.
Eén van hen zat gehurkt aan het
voeteneinde en masseerde of liever
kneedde haar voeten en benen. Ze
gebruikte een zalf waarin jahé, gember
wortel, moet zijn verwerkt, geparfu
meerd met de geur van bloemen, de
cempaka, geloof ik. Een andere vrouwe
lijke bediende - ik weet haar naam nog:
Sinah - bood haar, alweer in hurkhou-
ding, op een groot bord het vruchtvlees
van de cempedak aan, een grote, lang
werpige vrucht met een stekelige huid
en een bijzonder doordringende geur.
Ik zie hem nog opengesneden liggen als
een lichaam dat op de operatietafel lag
met ingewanden van romig vruchtvlees.
Het hele huis rook ernaar, een niet te
omschrijven lucht die ik nog uit duizen
den kan herkennen. Ze is voor mij ver
bonden gebleven aan deze ene scène die
me tegenstond: mijn moeder met geslo
ten ogen die niet op mij lette en zich
overgaf aan het door mijn vader veraf
schuwde ritueel van de verwende
nyonya besar die zich als een Solose
prinses door alle vrouwelijke bedienden
liet omringen. Onder regie van nènèk
Tidjah. Tijdens de afwezigheid van mijn
vader! Ik voelde het als een soort verraad
aan hem. Of ik me dit toen werkelijk
bewust ben geweest, weet ik niet.
Als klein kind wist ik alleen dat het 'niet
helemaal in orde' was. Was het alleen
om de geur van de cempedak of was het
om het hele tafereel van het ziek zijn en
het ongebruikelijke gedoe met de
bedienden die zich zelfs gehurkt voort
bewogen? Ik weet het niet. In elk geval
heb ik nooit cempedak willen eten, hoe
zeer de smaak en de prikkelende wer
king algemeen geprezen werden.
Rob Nieuwenhuys als kind in de armen van zijn vader. Niet goed zichtbaar, maar
wel aanwezig is nènèk Tidjah, zijn baboe, op de achtergrond.
45 ste jaargang - nummer 5 - november 2000
17