'Tijdens de uitspanning vocht ik altijd tegen de grootste jongen van mijn klas.'
eens sloeg hij mijn twee voortanden uit
mijn mond, maar ik vond het altijd
geweldig en eervol en was trots na elk
gevecht. Dan was er Bennie Selawan-
bessie, ook een klasgenoot van mij.
Bennie had een verlamd been en liep op
krukken. Als we hem teveel hadden
geplaagd, gooide hij één van zijn krukken
naar ons toe, zo zuiver dat hij altijd
iemand raakte. We waren als de dood zo
bang voor zijn krukken. Zoals ik al eer
der heb verteld kwam het einde voor mij
op de Zusterschool aan de Herenstraat
met mijn overgang naar de vierde Idas. Ik
nam afscheid van de zusters, onderwijze
ressen, vrienden en vijanden en zag ze
nooit meer terug.
Fier en frank
Toen ik naar de vierde Idas overging en
op de Fraterschool kwam, werd ik tot de
tweede afdeling gepromoveerd en was
dus geen ldcine jongen meer. Mijn
onderwijzer in de vierde en vijfde klas
was frater Cunibertus of frater Petal,
zoals we hem stiekem noemden, vanwe
ge zijn kale kruin. Hij heeft erg zijn best
gedaan om echte Hollanders van ons te
maken. Zijn moeite om Hollanders van
ons te maken heeft mij echter tijdens de
Indonesische revolutie en daarna een
hoop ellende en innerlijke strijd gekost.
Maar dit is weer een verhaal op zich,
misschien schrijf ik daar later iets over.
Ofschoon Frater Cunibertus vloeiend
Maleis en Javaans sprak, tolereerde hij
niet dat wij in de Idas of buiten de Idas in
zijn aanwezigheid Maleis of Indisch
praatten. Wij werden in onze spraak en
houding steeds gecorrigeerd. Vooral ons
accent verafschuwde hij. Wij mochten
bijvoorbeeld de letter n van de
Nederlandse werkwoorden, zoals eten,
slapen, lopen, niet uitspreken. Ook
moesten we als echte Hollanders diep in
de keel spreken. Wat onze houding
betrof, werden we vaak verweten dat we
geen inlanders waren en niet zo moesten
kruipen als we hem passeerden, maar als
Hollanders fier en frank moesten lopen.
Ofschoon ik veel van frater Cunibertus
hield, heeft het mij veel zweetdruppels
gekost om hem te volgen. Ik moest tij
dens de Indonesische revolutie en daarna
vaak aan hem denken en vroeg me dan
af: Wie en wat ben ik? Waar en bij wie
hoor ik thuis? Ook toen ik van de zee
vaartschool was afgestudeerd en als offi
cier bij de voormalige Gouvernements
Marine en daarna als stuurman bij de
Koninklijke Paketvaart Maatschappij
voer en door mijn Hollandse collega's
werd genegeerd en gekleineerd, dacht ik
vaak aan frater Cunibertus.
Flailji Nawawi
Dan hadden we in het tehuis frater
Cecilianus, de organist van de kapel en
zangkoorleider die mij na de tweede
zangkoor-oefening heel vriendelijk ver
zocht naar frater Tarcisio, de koster van
onze kapel, te gaan om hem te zeggen
dat frater Cecilianus vond dat ik een hele
goede kandidaat zou zijn om misdienaar
te worden. Toen ik dat frater Tarcisio
vertelde was zijn reactie: 'Nog eentje die
niet kan zingen.' Dat was het einde van
mijn zangcarrière in het tehuis. Frater
Tarcisio was niet alleen de koster van
onze kapel, maar was ook leraar aan de
ambachtsschool afdeling bouwkunde in
het tehuis. De vakschool voor jongens
die later in de bouw hun brood zouden
verdienen. Eens maakte hij een prachtige
duiventil voor mij, voor de duiven die ik
van hadji Nawawi had gekregen. Hadji
Nawawi was onze rijstleverancier en
bezat de sawah's achter het tehuis.
Hijzelf woonde in één van de desa's
dichtbij. Op zondag gingen we vaak sro-
bot door het prikkeldraad om hem op te
zoeken en met z'n duiven te spelen. In
1956 ontmoette ik frater Tarcisio in
Maumere op het eiland Flores, ik voer
toen als tweede stuurman op het Ms.
Waibalong van de KPM waar hij de
Florinezen het vak bouwkunde trachtte
bij te brengen. Hij liep nog steeds als een
kontol in de sawah, maar dan in kaki en
niet meer in zijn witte pij of toog.
Chinees kerkhof
Op één van de kerstvieringen werd
onder leiding van frater Vincentius, onze
toneelleraar die we stiekem frater rooie
kool of frater ramboet djagoeng noem
den vanwege zijn rood gezicht en rode
haren, een kerstspel uitgevoerd. Ik speel
de toen als één van de herders. Maria
was een meisje van de Zusterschool, de
lieve Maria Rademaker. Ze was zo lief
dat alle jongens op het toneel inclusief
Jozef naar haar keken, in plaats van naar
het kindje Jezus in de kribbe. Ook werd
onder zijn leiding eens per jaar een spel
uitgevoerd dat werd bezocht door vele
Europeanen en notabelen inclusief de
assistent-resident en de regent van
Probolinggo. Een toneelspel dat ik me
nog goed kan herinneren was 'Het
geheim van de geheimzinnige boeddha',
een spannend spel in drie bedrijven.
Frater Vincentius was ook een goede ver
teller. Hij boeide ons vaak met zijn ver
halen met de toverlantaarn of hij las voor
uit jongensboeken met detectiveverhalen.
Geboeid zaten we op de grond naar hem
te luisteren. Hij heeft mij de liefde voor
boeken en het lezen bijgebracht. Frater
Vincentius bracht ons op zondagavond
na het avondeten, wanneer de maan
scheen, vaak naar het Chinese kerkhof
dat niet ver van het tehuis gelegen was.
Overdag liepen we vaak door het kerkhof
naar het strand, dus het kerkhof was ons
wel bekend, maar de maanvolle zondag
avonden liet hij ons op één van de enor
me Chinese graven zitten, terwijl hijzelf
staande een griezelverhaal ging vertellen,
dat ons de stuipen op het lijf joeg. Hij
genoot van de spanning. Hij heeft ons de
vertrouwdheid met de doden bijgebracht
en door die ervaring zijn velen van ons
nooit bang geweest voor doden en kerk
hoven zoals veel Indische kinderen.
moessQn
24