Roecljak en Aromanis
door Wim Pameijer
Mijn broer Jaap en ik waren in
de kost in Bandoeng. Mijn
ouders woonden ver buiten de
stad. We hadden een grote
kamer met een galerij en een
balustrade er langs. Aan de zij-
kant was de oprit naar de gara
ge. Aan de andere kant van het
huis was een straatje met hoge
schaduwbomen waar 's middags
de straatventers en de mannen
met de draagbare etensstalletjes
de koelte zochten na een hele
morgen op het hete asfalt.
Br werd daar wat gesnoept of
gegeten en wat gedut.
Na de oer-Hollandse warme maaltijd
ging het hele huis ter siësta. Wij aan ons
huiswerk en als die ellende voorbij was,
zaten we soms op het cementen muurtje
om plannen te maken voor de rest van
de middag,
Koedjak
Vaak kwam baboe strika langs om wat te
eten onder de bomen en soms gaven we
haar geld voor twee boengkoesan roed-
jak. Even later kwam ze dan terug met
de vurig hete, zoete vruchtensla, keurig
in vers pisangblad verpakt. Extra tjabé's,
hadden we haar gezegd! In de garage op
de treeplank van de Buick gingen we dat
lekkers dan verorberen. Het stokje dat
diende om de bladeren dicht te houden,
werd als prikkertje gebruikt.
De onrijpe schijven rode djamboe ajer,
gele mangga, komkommer, ananas en
nog wat andere vruchten in een saus van
goela djawa, asem, tjabé rawit en nog
andere kruiden, vormden een magisch
patroon van kleuren en geuren op het
donkergroene pisangblad.
Bij de eerste hap sprongen de tranen ons
in de ogen en transpiratiedruppels liepen
over ons gezicht. De saus die in het blad
achter bleef, werd opgeslurpt en even
later stond baboe strika klaar om de bla
deren weer mee te nemen, want
mevrouw mocht hier niets van weten,
anders zwaaide er wat!
Aromanis
Op een keer toen we op de balustrade
zaten bij te komen, zagen we een aroma
nis-venter langs komen. Hij had kenne
lijk zijn middagdutje gedaan onder de
bomen en was weer op pad. Op ons
wenken kwam hij het erf op, een lach op
zijn gezicht, de grote blikken trommel
met heerlijkheden aan een band om zijn
schouder voor zich. Na die eerste keer
werden we geregelde klanten, maar toen
de centen op waren, vroeg hij of we
geen oude schriften hadden om zijn lek
kernijen in te pakken. Er werd fluiste
rend getawart, want de huisgenoten
mochten niet in hun slaap gestoord wor
den.
En toen kwam het moment dat de oude
schriften op waren. 'Mana bisa, njo?'
Hadden we dan niet nog wat los papier
in ons kastje? Die middag zeiden we:
'Kom even binnen dan kan je zelf zien
dat we geen papier meer hebben om je
aromanis in te pakken'. Hij ging gezellig
op het bed van mijn broer Jaap zitten,
zijn grote bestofte voeten voor zich uit,
zijn strooien hoed nog op, vlak bij de
deur naar de huiskamer. De trommel
voor zich waar we zo nu en dan in
mochten kijken naar de roze en witte
draden van gesponnen suiker. Toen we
zo met de koppen bij elkaar zaten, ter
wijl hij vertelde hoe hij nu die aromanis
maakte, ging ineens de deur open.
Daar stond mevrouw, ze gaf een gil!
Haar rode krullen stonden recht over
eind, haar ogen puilden uit haar vuurro
de gezicht. Aromanis sprong op, vloog
de kamer uit en met de trommel voorop
sprong hij zo over het muurtje de oprit
op naar de straat. Mevrouw was woe
dend. Kassian toch, zo'n dame kersvers
uit Holland, zij kon er niet over uit dat
zoiets in haar huis had kunnen gebeu
ren. Wij kregen twee weken huisarrest
en mochten voorlopig niet rolschaatsen.
Een enkele keer zagen we Aromanis
weer voorbij komen. Met zijn 'Tabé,
njo', en een glimlach, liep hij gauw door.
Misschien vertelt hij zijn vrienden nu,
net als ik, van zijn aromanis jaren en van
die twee sinjo's en die rode mevrouw in
dat grote huis bij de schaduwbomen aan
de Engelbert van Bevervoordeweg.
moessQn
De vruchtenpasar in Bandoeng.
42