Copyright Stichting Beeldrecht, Amstelveen Een doeri Achter de waringin was een heg met rode bloemen: socca's. Als je er een bloempje uittrok en eraan zoog, proefde je honing. Hmmm. Dit was het dus dat vlinders met hun lange tong uit de bloe men haalden. Net had ik een mooie tent gebouwd, of ik trapte in een doeri. Een doeri is een doorn. Ja, daar vlak bij die heg van grote rode bloemen, groeide een plant met kleine rode bloempjes en grote stekels. Christusdoorn heette die plant. Au, au, wat deed dat zeer. Langer dan een nagel was de doeri. Ik wou eigenlijk weer kei hard gaan huilen en om oma, Mos en Tattoe roepen. Maar in plaats daarvan ging ik op de grond zitten. Het liefst had ik om mammie geroepen, maar ja, die was er niet. Ik draaide mijn voet om, zodat ik naar de binnenkant kon kijken. De doorn stak diep in het vlees. Ik haalde diep adem, deed mijn ogen dicht, telde satoe, doea, tiga en trok hem er uit. Adoe, de doeri was nog groter dan ik dacht. Nu kwam er een dikke druppel bloed uit mijn voet. Ja, weet je wat ik vergeten ben jullie te vertellen? Dat we meestal op blote voeten liepen thuis. Naar school deden we schoenen aan natuurlijk, of als we uit gingen. Maar thuis? Schoenen uit. We waren zo gewend aan het lopen op blote kakkies, dat we een dikke laag eelt onder onze voeten hadden. We konden rustig rennen over het grind. Dat deed ons geen pijn. Kan je nagaan wat een grote doorn dat geweest was. Die had zich door de dikke laag eelt heen geprikt. Ik hinkelde naar binnen. 'Kassian hè toet, eerst zat jouw been vast en nou een doeri. Eerst maar je popeitjes wassen.' Onze voeten noemde oma popeitjes. Toen deed ze mercurochroom op het wondje. Moeilijk woord hè. Mer-cu-ro- chroom. Dat is net zoiets als jodium. En ik kreeg een pleister natuurlijk. Die knip te ze van een rol. De pleister heette Leukoplast en er ging eerst een opge vouwen gaasje onder. Pleisters zoals we nu hebben, hadden we nog niet. 46 ste jaargang - nummer 5 - november 2001 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2001 | | pagina 17