aan te vullen, werd het gemengd met
gaplek (gedroogde singkong-schilvers) en
ons ontbijt was tajin (stijfsel) met een
klontje goela djawa. Dat aten we al weken
want groente of vlees was er niet. Maar
udang? Krupuk udang, sambal goreng
udang, rempeyek udang? Mijn moeder zei
altijd: 'Dat komt wel weer als er vrede is.'
Hujan udang! Garnalenregen! Zou het
waar zijn? Maar dan was het vandaag
zeker vrede? En dan zou er na vandaag
ook geen tafel van twaalf meer zijn! En die
rotnicht met die losse handen zou ook ver
dwijnen! Ik rende de brug op en daar zag
ik het wonder.
Door de hevige regens stond het water
van de kali heel hoog. Het liep onder de
brugleuning door over het wegdek. Maar
er was iets eigenaardigs aan de hand met
het water. Het leek te leven! Zover als het
oog reikte bewoog het water door opspat
tende fonteintjes en kringetjes veroorzaakt
door duizenden kleine garnaaltjes! De
glibberige beestjes sprongen hoog op uit
het water en vielen neer op de brugleunin
gen, op het wegdek en op de mensen die
46 ste jaargang - nummer 6 - december 2001
opgewonden heen en weer renden om de
neerdwarrelende garnalen te vangen.
Binnen een paar minuten zag je ze met
hun handen vol weglopen. Ze kwamen
terug met bakuls, capils, wajans uit de
warungs. Ik zag zelfs dat moeders hun
baby's uit de slendang haalden om de gar
nalen op te vangen.
Iedereen die op de brug was, zat onder de
garnalen. Ze zaten in mijn haar, ze bleven
aan mijn oren hangen, ze zaten in mijn
nek, in mijn hemd.
Ik had mijn broekzakken vol. En het bleef
maar garnalen regenen. Het was letterlijk
een geschenk uit de hemel.
Extra bidden
Ik kende het bijbelverhaal over de manna
die uit de hemel viel om de joden van de
hongerdood te redden toen zij door de
woestijn trokken. En ik had natuurlijk
leren bidden. Dit moest wel een wonder
zijn, want God had natuurlijk al lang
gezien dat wij in Surabaya last hadden van
gemene soldaten en van de honger. Mijn
moeder had gezegd: 'Als je wat lekkers
krijgt in deze tijd, moet je maar extra bid
den.' Dat deed ik. Ik keek omhoog naar de
wolken en riep: 'En geef ons heden ons
dagelijks brood en verlos ons van het
Opeens hield alles op.
Er viel geen garnaaltje
meer en het waterop
pervlak lag stil.
De kali stroomde
onder de brug door,
zoals elke andere dag,
alsof er niets was
gebeurd. De duisternis
viel in en het begon te
regenen. De mensen
verlieten de brug en
gingen schuilen.
Met hemd en broek
zakken vol garnalen
liep ik huiswaarts.
Thuis gekomen gooi
de ik de garnalen in een emmer in de keu
ken en gaf die aan de kokki.
Mijn moeder vroeg nog: 'Waar was jij de
hele dag. Waarom ben je zo bloot.
En waarom stink je zo?'
'Ik was op de Jembatan Merah', zei ik.
'Waarvoor?', vroeg ze nog.
'Zo maar', zei ik en verdween snel de
mandikamer in.
Hoge cijfers
Ik heb mijn moeder nooit verteld wat er
tijdens de rekenlessen gebeurde. Ze had
het al zo moeilijk in die tijd zonder mijn
vader. Ze zei: 'Jij bent nu de enige man in
huis. Je bent al acht. En het is oorlog dus
je moet flink zijn.'
Ik zweeg jarenlang over die dag. Want ik
moest flink zijn. Ik was al acht en het was
oorlog. Jaren later, toen wij al in
Nederland waren, haalde ik ongelooflijk
hoge cijfers voor wiskunde op de HTS in
Haarlem. Ik verbaasde de leraren, maar
vooral mezelf. Hoe kon dit, ondanks al het
geklungel met de tafel van twaalf? Hadden
die klappen van mijn nicht toch hun werk
gedaan, of kwam het door het wonder van
de Jembatan Merah? Tot op heden heb ik
geen rationele verklaring voor de hujan
udang. Misschien geeft een lezer met bio
logische kennis hier een antwoord op?
Detail van
de brugleuning.
kwaad.' En ik dacht,
als God vandaag toch
zo goed luistert, laat ik
dan maar zeggen wat
ik werkelijk wil.
Ik keek naar de wolken
en riep: 'En verlos ons
van de tafel van twaalf.
En van die rotnicht.
Meteen maar. Al.'