door Jill Stolk
Niemand heeft me ooit een rozentuin
heloofd, maar nu heh ih er toch een, al
is het maar voor drie weken. Wit zijn ze
en roze en de struiken staan ruim in de
vette grond, dij worden behoed en iede
re dag begoten door twee oude tuin
mannen, eigenaren van het land,
mensen die van hun werk houden. Op
de morgen van mijn herdenking zijn ze
om een uur of acht weer weg en ik loop
het huis aan de voorkant uit. IDe gras
veldjes liggen er fris bi). Wat een comfort voor oog en
ziel.
Maar nu eens naar links
gekeken, naar de vriendelij
ke, lichtglooiende heuvel
rug. Een enkel huis, net als aan deze
kant, altijd okergeel gepleisterd met
rode pannendaken, omringd door
cypressen en loofbomen. De bewo
ners kijken op een ongerept bos dat
een koepel van aaneengesloten broc-
colikruinen laat zien. Je kunt daarin
verdwalen wat je wilt, je komt er
altijd weer uit op een veld met wijn
ranken, keurige rijen, schuin over de
helling gekamd. De lichtbruine klei
lijkt vast op de heuvel te liggen.
Er wordt nog niet geplonst in het
zwembad aan de zijkant van het huis.
Achter hebben Belgen een apparte
ment. Zoals die kinderen zich in het
water laten vallen! Zo plompverloren,
zo hopeloos rumoerig van de Lage
Landen aan de Zee, qua geluid.
Het is nog stil en het is niet alleen
stil, het is ook erg warm. Over de
dertig graden. Als het zo vroeg al
begint! Zoveel aanhoudende warmte
ben ik niet gewend. Ik heb mezelf
wel in de gaten als ik naar de hoop
gevende wolkjes loer. Hopeloos, die
zijn echt niet in staat regen te veroor
zaken. Die zijn bestemd om over te
drijven. Daar kan ik beter niet naar
kijken. Zoveel warmte maakt trou
wens wat in me los. Natuurlijk moet
ik aan de mensen denken die tijdens
de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost
Azië op appèl stonden in de zon en
rare gedichten moesten opzeggen
met nonsenswoorden, iets van:
'Kierre, kierre, kotske.
Maak nu een buiging.
Maak er één, maak er twee,
weer omhoog en naar benee.'
Misschien met een schamel maaltje
achter de kiezen, een mokje thee en
dan in die hete zon staan. Wie zou er
niet gaan trillen bij die gedachte?
Nou ja, misschien ben ik ook wel de
enige die het oorlogsverleden van de
generatiegenoten van zijn ouders tij
dens z'n vakantie te binnen schiet. Ik
heb aanleg voor hun oorlogservarin
gen, ik heb er een antenne voor. Wat
opgevangen is zetelt voor altoos in
mijn weefsels. Daar kun je niets aan
doen. Je ziel heeft voor deze mensen
gekozen. Verzet zal niets opleveren.
Ik kan beter gelijk in mijn eentje een
herdenking houden. Twee minuten
stilte in acht nemen.
Het jongetje van de Engelsen, aan de
andere zijkant van het huis, komt de
hoek omrennen, dat wil zeggen hij is
het van plan, maar als hij mij ziet is
het alsof een onzichtbare hand hem
tegenhoudt. Hij staat in een keer stil
en maakt rechtsomkeert. Zie je wel
dat je in je eentje ook kunt herdenken
met allure. De vogels hoor je, maar
die horen bij de stilte. Eén maakt er
lange uithalen met vibrato op één
toon. Een paar anderen doen steeds
twiet twiet tegen elkaar, maar maken
ook wel variaties op hun thema.
Weer een andere lijkt melodieus te
stotteren. Van de herdenking trekken
deze gevederden zich niets aan. Ik
van mijn kant weet niet eens hoe zij
heten. Dat ben ik vergeten.
moessQn
Herdenken op een
Toscaanse heuvel
24