Lie Iderijl i en edel
",i r. rm^x n zamxtv.
In De Godin die wacht (1903) vertelt
Augusta de Wit een Europees relatiedra
ma dat een vreemde wending kreeg.
zelfs de grootste bewonderaars even
moeten slikken? Augusta de Wit zocht
in haar werk schoonheid en waarheid.
Dat is mooi en goed. Maar wie was zij
eigenlijk zelf?
Vrouwen liewegi ng
'Aan de vrouwenbeweging, waarvoor ik
zoolang ik mij van eigen oordeel bewust
ben, geestdriftig heb gevoeld, heb ik in
zoo verre deelgenomen als ik ben gaan
studeeren en een eigen loopbaan heb
verkozen boven het jongemeisjesleven
thuis, dat in mijn tijd het normale heette.
Als leerares aan de Meisjes-H.B.S. te
Batavia heb ik ook getracht mijn leerlin
gen voor die denkbeelden te winnen.
Evenzoo in mijn kritische opstellen over
nieuwe romans, waar de gelegenheid
zich aanbood daarvoor propaganda te
maken.' Deze stellige woorden schreef
Anna Augusta Henriëtte de Wit aan
Annie Romein-Verschoor omstreeks
1935. Toch staat zij, in tegenstelling tot
de flamboyante Mina Krüseman niet te
boek als Indisch feministe. Wellicht dat
haar oud-leerlingen het bewijs zouden
zijn van Augusta's 'geestdrift' voor de
vrouwenbeweging.
Augusta de Wit werd geboren op 25
november 1864 te Sibolga, op Sumatra's
westkust. Haar vader was hier werkzaam
als resident. Zij bracht de eerste tien jaar
van haar leven in Indië door, in kleine
plaatsen en altijd buiten Java. Toen ver
huisde het gezin naar Nederland, waar
ze verschillende opleidingen volgde,
onder andere voor onderwijzeres. In
1894 ging ze terug, en werkte ze twee
jaar lang als lerares aan de Bataviasche
meisjes H.B.S. Toen vertrok ze weer
naar Nederland, waarna een reizend
bestaan van jaren volgde.
Zwakke inborst
Augusta dweepte met de Indische
natuur, die zij in haar werk zo veelvul
dig zou beschrijven. Die kwam volop
aan bod in haar Engelstalige debuut
Facts Facts and fancies about Java
(1898). Naast de reisindrukken kwa
men er ook geestige passages in voor,
zoals over de rijsttafel waaraan ze zich
bijna altijd overat. In 1900 verschenen
de novelle Orpheus in de dessa in het
literaire tijdschrift De Gids-, pas later
werd het in boekvorm uitgegeven. Eén
van haar omvangrijkste boeken is De
Godin die wacht (1903). In twee delen
vertelt ze, tegen het decor van de prach
tige Indische natuur, de geschiedenis
van de Hollandse Gijs van
Heemsbergen die in Indië carrière wil
maken, dan pas aan het welzijn van de
Indonesiër denkt. Zijn geliefde Ada de
Grave heeft een beter ontwikkeld gewe
ten en daarmee een goede invloed op
hem. Een fragment uit een gesprek tus
sen Gijs en Ada:
'Nou, - de Javaantjes gelukkig maken is
nu niet waar het in de eerste plaats op
aankomt... dat is te zeggen,'- verbeterde
hij, de schaduw ziende komen in haar
ogen, - middelijk wel, natuurlijk'... Het
spreekt vanzelf, dat een goede rechts
spraak bijdraagt tot het welzijn van een
volk, tot zijn 'geluk' als je wilt.'
En zo wou Ada het inderdaad. Eenmaal
zonder Ada in Indië, is hij aangewezen
op zijn eigen zwakke inborst en matig
ontwikkeld ethisch geweten. Het gaat
mis. In plaats van de adat te dienen,
zoals hij zijn Ada had beloofd, wordt hij
slaaf van zijn lusten. Alleen daarom
neemt hij de beeldschone Naïla tot zijn
concubine. Als de vrouw zwanger
wordt, stuurt hij haar met een som geld
weg. Aan haar denkt hij nauwelijks nog,
wel aan wat er gebeurt als Ada er achter
komt. Ruim vierhonderd pagina's heeft
Augusta nodig om dit Europese relatie
drama uit te werken, en dan is de bood
schap ook luid en duidelijk bij de lezers
overgekomen: zoals Gijs leiding nodig
heeft, zo zal ook Indië ondersteuning
nodig hebben van een superieure
macht. En welk land zou daarvoor bij
uitstek in aanmerking komen?
Koloniale verkonding
Pas in 1910 keert Augusta de Wit terug
naar haar geboorteland. Het Indië dat zij
terugvond, was anders, vond zij, maar
'niet minder mooi, niet minder fantas
tisch.' Haar indrukken gaf zij weer in een
feuilleton voor de Nieuzve Rotterdamsche
Courant. Toen deze krant eiste dat zij
haar communistische overtuiging buiten
haar werk zou houden, stemde ze toe.
Toch was de Communistische Partij
belangrijk voor haar, want in het partij
programma stond dat Indië onafhanke
lijkheid mocht bezitten. Dat idee
onderschreef Augusta. Ook door in haar
werk een kritische houding aan te
nemen ten opzichte van het kolonialis
me, dat zij vanwege haar ethisch gewe
ten niet kon rechtvaardigen. Zo
beschrijft ze in het verhaal 'Een Javaan'
(in de verhalenbundel De wake bij de
brug uit 1918) hoe een Javaanse man lie
ver sterft dan in Europese gevangen
schap te leven. Een vergelijking met de
koloniale verhouding tussen Indië en
Nederland die niet mis te verstaan was.
Na jaren in Utrecht doorgebracht te
hebben, verhuisde ze naar Oosterbeek.
Hier onderhield ze ongetwijfeld contact
met de Zuid-Afrikaanse schrijfster Daisy
Junius, een nicht van de romanschrijfster
Annie Foore. Daisy was uitgeefster en
hoofdredactrice van een periodiek geti
teld Nieuw vrouwenleven. Maandblad
voor dames in Nederland en de koloniën
Ook de in Indië geboren journaliste
Beata van Helsdingen-Schoevers (1886-
1920) werkte hieraan mee, zodat er op
een gegeven moment een kleine 'kolo
niale' enclave was in Oosterbeek.
Augusta de Wit overleed in 1939 te
Baarn in het pension 'Groot Malva-
hoeve' waar ze twee jaar woonde. Zij
werd op de algemene begraafplaats in
Oosterbeek begraven. Op haar zerk bei
telde men: 'Haar leven was liefderijk en
edel.'
Damescompartiment Online
Meer lezen over Augusta de Wit
en andere schrijfsters?
Bezoek het Damescompartiment
Online:
www.damescompartiment.nl
Of schrijf Vilan:
Postbus 11082, 2301 EB Leiden.
46 ste jaargang - nummer 6 - december 2001
35