r in
HoHandia
klopte steeds luidruchtiger aan de deur.
Hij bleef hameren: Van Sabang tot
Merauke. Eén stuk voormalig
Nederlands-Indië, Nieuw-Guinea, was
nog niet hij de jonge republiek ingelijfd.
Hij dreigde met geweld en de Kennedy's
hadden geen behoefte aan onrust in de
South Pacific. Maar minister Luns was
koppig. Hij overigens niet alleen.
Nieuw-Guinea moest klaargestoomd
worden voor een onafhankelijkheid
waarover tientallen jaren niet gepeinsd
was.
De jonge onderwijzer stond daar dus te
ontwikkelen in opdracht van Luns. En
ondanks alle voetangels en ldemmen had
hij plezier in zijn werk. Immers: hier zou
weer eens iets groots verricht worden!
De wereld wachtte op zijn bijdrage. De
eerste week al beging hij zijn eerste
blunder. Op een middagwandeling, om
de omgeving van de school te verken
nen, kreeg hij een groepje leerlingen in
de gaten. Ze waren kennelijk met een of
ander behendigheidsspel bezig. Soms
stonden ze doodstil, dan sprong er één
vooruit om iets in het hoge gras te pak
ken. Dichterbij komend zag hij dat ze
libellen vingen. Deze ontdeden ze van
vleugels, kop en staart. Het overgebleven
borststuk regen ze aan een strootje dat
aan hun middel hing. Elk hadden ze een
snoer van wel tien kraaltjes.
Verontwaardigd had hij ze verboden met
dit wrede spelletje door te gaan. Het
waren onschadelijke beestjes en mooi
bovendien. Die mocht je niet vangen en
doden! Beteuterd hoorden ze hem aan
en renden weg. Tevreden keek hij ze na,
de pedagoog. Later hoorde hij dat ze
bezig waren geweest een deel van hun
avondmaal te vangen. Papoea's eten
libellen zoals Nederlanders mosselen
lusten. Kwestie van smaak. Hij voelde
zich voor schut staan.
In lïtpot
Er volgden meer vreemde situaties. Op
het rooster stond Vaderlandse geschiede
nis. Braaf hield hij er zich aan. Bij
gebrek aan leerstof over de geschiedenis
van de Papoea's werd een Nederlands
geschiedenisboekje gebruikt. Daarin zak
ten de Batavieren naar behoren de Rijn
af en zwierven de Kaninefaten,
Tubanten, Hunnebedbouwers en
Klokbekervolkeren door het
Nederlandse landschap. De bijbehoren
de plaatjes vertoonden potscherven en
allerlei stenen werktuigen. De jonge
onderwijzer sloofde zich uit om de ver
gane eeuwen van een ver volk tot leven
te brengen. Hij realiseerde zich de
absurditeit ervan toen een van zijn leer
lingen met een stenen bijl op school
kwam. Tot voor kort gebruikte vader die
om er sagopalmen mee om te hakken.
Hoezo, prehistorie?
Op een dag stonden er twee mannen op
de galerij voor zijn lokaal naar binnen te
gluren. Hun schaarse kleding en wilde
uiterlijk beloofden weinig goeds.
Verschrikt riep hij ze toe onmiddellijk
het schoolterrein te verlaten. Op een
drafje liepen ze weg. Gevaar geweken.
Wist hij veel, dat hij zojuist de vaders
van twee zijner leerlingen als brutale
landlopers had behandeld? Blunder!
En voort ging deze ontwikkelingswerker,
die door gebrek aan voorlichting zelf
nog ontwikkeld moest worden.
Huiswerk, een tot nu toe onbekend
begrip, moest nodig ingevoerd worden.
Daartoe verstrekte hij kroontjespennen
en inkt, om thuis de opgegeven taak uit
te voeren. Het ging moeizaam. Vooral
Adolfina, toch een van zijn braafste en
ijverigste pupilletjes, had vaak haar huis
werk niet af. Toch moest haar potje inkt
voor thuis regelmatig worden bijgevuld
uit de grote fles. De hoeveelheden die zij
nodig had wettigden het vermoeden dat
ze op zijn minst aan een bijbelvertaling
bezig was. Maar haar sommetjes en taai-
lesjes had ze zelden af. Toen hij haar
vroeg waar al die inkt toch bleef, wend
de zij verlegen het hoofd af en zweeg.
Hier moest hij nodig op huisbezoek
gaan. Zij woonde in de kampong Nafie.
Dat was een half uurtje over een bospad
en dan met een prauwtje een kwartier
peddelen. De huisjes stonden boven het
water op palen en waren onderling met
het vaste land door smalle plankieren
verbonden. Zowat iedereen liep uit: daar
kwam 'de meneerrr' van school.
Adolfina ging hem voor naar het ouder
lijk huis. Eén vertrek, keurig schoon, wat
rietmatten op de vloer, in de hoek een
gat, in een andere wat potten en lepels
bij een kookplaats. Verder leeg. Geen
kast, stoel of tafel. Haar broertjes en zus
jes stonden met grote ogen om hem
heen. Hij vroeg waar ze haar schoolspul
len bewaarde. Ze wees naar een plek aan
de wand van gevlochten bamboe. Daar
zaten, geklemd in een spleet, haar
schrift, pen en inktpotje. Waarom niet
gewoon in een hoekje op de vloer, zoals
de andere gebruiksvoorwerpen? Toen
kwam het hoge woord eruit: omdat haar
broertje regelmatig het potje inkt leeg
dronk. Beseffend dat dit nogal vreemd
op de 'meneerrr' zou overkomen had ze
het niet durven bekennen. Hoe nuttig
kan een huisbezoek zijn!
/ingen
Maar ook leerde hij fatsoen van deze
kleine 'wilden'. Uniek in zijn loopbaan
was het volgende: Hollandia-Binnen, in
een diepe kom gebouwd, kon 's nachts
aanvoelen als een hogedrukpan en was
overdag een bakkersoven. Na een nacht
met weinig slaap leek het lokaal waarin
hij les gaf op een broeikas. Het onver
mijdelijke gebeurde: tijdens het dictee,
bij zin zeven, sukkelde hij even weg.
Waren het tien, twintig seconden, een
paar minuten? Hij wist het niet. Hij
werd weer bij de les gehaald door het
gefluister van Ali Pau, de leider van de
Idas, die zijn klasgenootjes streng ver
maande: 'Ssssst, stil, meneerrr slaapt.'
Kom daar nu eens om, in Nederland...
En soms hielden ze hem voor de gek.
Dan lieten ze hem geloven dat hij een
goede muziekleraar was en zangles kon
geven als geen ander.
In een kast had hij een stapeltje oude
deeltjes Kun je nog zingen... gevonden.
Met afgrijzen had hij ze uit het gezicht
geschoven. Geen 'Dikkertje Dap' of
ander modern zangmateriaal. Bij gebrek
aan beter waren ze toch maar in
gebruik genomen, want op het lesrooster
stond Zingen en de wet is onverbidde
lijk. Toe dan maar: 'In 't groene dal...'
leek hem in dit oord wel van toepassing,
ook al ontbrak elk spoor van een water
val. Hij zong eenmaal voor. De tweede
maal deed zowat de hele klas al mee, het
klonk goed. En toen bleek dat ze er zin
in hadden kwam er een herhaling en nog
een. Spontaan, zonder dat hij ze erop
gewezen had, begonnen er een paar met
de tweede stem. Na een half uurtje werd
het groene dal van Hollandia-Binnen
bezongen door een eersteklas kinder
koor. Trots stond hij daar de maat te
zwaaien. O, kwam er nu maar een colle
ga uit Nederland even een kijkje nemen!
39
46 ste jaargang - nummer 6 - december 2001