Brieven
De ui ttoclit uil Indië
Ik wilde reageren op het artikel door
Victor Joseph naar aanleiding van Wim
Willems' boek: De uittocht uit Indië 1945-
1995. Na het lezen van het artikel
van Victor Joseph ben ik hevig geëmotio
neerd geraakt. En ontzettend kwaad
Waar veel ex-Japanse geïnterneerden zo
veel moeite mee hebben gehad in de rest
van hun leven, is de ontkenning van hun
verleden. Zelfs als hun geestelijk en licha
melijk leed hen was/is aan te zien. Er
werden/worden vele pogingen onderno
men om overeind te blijven. Opnieuw te
beginnen of verder te gaan. Vaak met
therapeutische hulp. Soms langdurige
hulp. Meestal weet de naaste omgeving
nauwelijks iets van dat belastende verle
den. Net als andere oorlogsvervolgden in
Europa wil je er niet zo graag over pra
ten, want hoe leg je in godsnaam je verle
den uit? Hoe leg je uit dat de vreselijke
nachtmerrie van je vader (Birma-spoor-
weg) en de kindsherinneringen van
Japans kamp en bersiap je hele leven blij
ven overschaduwen, zonder dat er over is
gepraat met je ouders? Je zwijgende
ouders? Hoe leg je uit, dat je heel veel
rollen wc-papier in huis hebt en in je tas
alle papieren die je nodig denkt te heb
ben voor als er weer wat gebeurt. Hoe
verklaar je alle verhuizingen, of juist je
vreselijke honkvastheid? Je angst voor
gebonden zijn, lange treinreizen, overko
mende vliegtuigen en nog vele, vele
andere zaken? En als er dan van die
schrijvers als Wim Willems of Martin
Bossenbroek opdagen die het zo mooi
wetenschappelijk weten te vertellen,
voel ik me ontkend. Alwéér. Dan denk ik
aan mijn zwijgende vader, die, na de
tweede keer alles verloren te hebben, als
kantoorklerk op zijn 46ste jaar wéér
opnieuw moest beginnen voor een scha
mel salarisje en moest bedelen om een
lening van vijfduizend gulden bij de
overheid, zodat er bedden, stoelen en
gordijnen zouden komen. Een lening die
tot op de laatste cent moest worden
terugbetaald. Dat was in 1958. En ik
denk aan mijn grootouders, die jarenlang
mee hebben betaald aan kost- en school
geld van ons, want dat kon mijn vader
niet betalen van wat hij aan inkomsten
had. Een modelemigrant? Hoezo? Je
mocht niet zeuren of klagen over wat je
was overkomen. In Nederland hadden ze
immers véél meer geleden dan jij, in het
'heerlijk warme Indië'? Emigreren naar
Australië? Mijn ouders hebben het over
wogen, maar omdat mijn vader een beet
je bruin was en misschien te Indisch
durfden ze het niet aan, gezien het toen
malige gediscrimineer in dat land.
Willems schrijft ook nog: 'Er zijn nog
hele starre versteende beelden. Met
name over de kille en koude ontvangst'...
et cetera. Ach meneer Willems, ik hoop
voor u, dat u of uw familie nooit hetzelf
de zal overkomen als vele, vele Indische
mensen. U zou nooit dat boek hebben
geschreven. Verder ben ik beretrots op al
die andere Indische Nederlanders die het
in hun oude of nieuwe vaderland wel
voor elkaar hebben gekregen. Deze brief
ga ik nu eindigen, want ik moet naar
therapie...
Madeleine van Dijck, Helmond
Nagezonden
Net te laat kwamen per post foto's van
mevrouw Ibrahim-Darman, die in de
vorige Moesson het artikel 'Een groot
moeder vertelt' schreef. Deze foto wilde
we toch nog plaatsen: het echtpaar
Ibrahim op hun vijftigjarig huwelijks
feest, samen met kinderen en kleinkinde
ren.
De redactie
Foutje
Helaas is er in de tekst bij de
Sinterklaasfoto op pagina 25 in Moesson
november 2001 een tweetal foutjes
geslopen. Mevrouw Jane Kal-Bertauld
moet zijn: mevrouw Jeanne Kal-
Berthault. Nienke Kal moet zijn: Mienlce
Kal.
E. Th. L. Droop, Bennekom
Koste rmans-monument
In Moesson van oktober schreef Kees
Heij een artikel over de Kebun Raya in
Bogor en het graf van prof. dr.
Kostermans (pagina 14). Op dat artikel
zijn twee reacties gekomen. De heer
Westphal uit Wageningen schrijft:
'Tijdens de derde Internationale Proseo
Workshop in november 1999 te Bogor
werd het grafmonument officieel ont
huld. Het kerkhof was geheel opgeknapt
en zag er mooi uit. Het grote onderhoud
is door de Botanische Tuin verzorgd
onder de paraplu van het LIPI
(Indonesian Institute of Sciences), waar
toe de tuin behoort. Het grafmonument
van Dok Kostermans werd bekostigd
door pleegkinderen van Kostermans en
door gelden in Nederland bij elkaar
gebracht ter gelegenheid van mijn
afscheid in 1999 als hoofddocent van de
Wageningen Universiteit. Het gebruike
lijke afscheidscadeau van collega's was
deze keer in geld, te besteden voor het
grafmonument van Kostermans. Het
idee sloeg enorm aan en een groot
bedrag werd via het Prosea Project over-
moessQn
I)e inhoud van de ingezonden brie
ven vak buiten de verantwoordelijk
heid van de redactie.
4