door Helene Hornung
Mijn verhaal speelt zich af in Palemhang rond 1Q2Ó. Ik was vier
jaar of moest nog vier jaar worden en mijn zusje moest nog twee
jaar worden. Onze ouders waren nog jong en gingen graag
's avonds uit. Wij woonden in een houten huis, dat op palen stond,
omdat de rivier Moessie wel eens huiten haar oevers trad en dan
zou er een bandjir ontstaan. oor zover i k het mij herinner, heb ik
nog nooit een bandjir meegemaakt. Qraag speelden we met andere
kinderen onder de kolong van ons huis. Als onze ouders 's avonds
uitgingen - dat zal wel op zaterdagavond zijn geweest - dan sliepen
wij twee kleine kinderen als roosjes in het houten huis. Alleen -
zonder baboe anak.
Zeer onverantwoordelijk! Een of
andere onverlaat had makkelijk
de fik kunnen steken in dat hou
ten huis. Gelukkig is dat niet gebeurd.
Oude man
Zodra mijn ouders weg waren werd ik
wakker, klaar wakker. Waardoor? Ik weet
het niet. Maar ik zag in de deurpost van
een gesloten deur een oude man zitten.
Hij had een ontbloot bovenlichaam,
droeg een witte broek tot aan zijn
knieën, had een sjerp van batikstof om
zijn taille en een kris in de linkerzijde,
die ik vanuit mijn bed, door de klamboe,
moessQn
14