Dongkala op Celebes gewoond. Toen hij op de boot langs Sabang weg voer, dacht Emiel bij zichzelf: naar dit land wil ik nooit meer terug. Waarom niet? 'De koloniale samenle ving was niet leuk', legt hij uit. 'Die was heel hiërarchisch, een echte ran gen- en standenmaatschappij.' I.E.V. Als het verlof voorbij is, vindt Emiels vader het beter dat vrouw en kinde ren in Nederland blijven. Hij voorziet dat de economie in Indië er niet op vooruit zal gaan en schat de Hollandse diploma's hoger in dan de Indische. Ook denkt hij dat het beter is wanneer zijn kinderen met Hollanders trouwen. Als rasverbete ring! Bij terugkeer in Indië leert zijn vader een andere vrouw kennen, een pera- nakan Chinese, waar hij drie kinde ren bij verwekt. Een bittere pil voor zijn moeder, die toen als alleenstaan de vrouw voor haar zeven kinderen moest zorgen. Via een financiële regeling van het I.E.V. (Indo- Europees Verbond), waar zijn vader in Palembang voorzitter van was, werd geld overgemaakt. 'Waar woonde u toen?' vraag ik. Emiel Leidelmeijer: 'Op de Laan van Meedervoort. Na de lagere school ben ik naar de Dalton HBS op de Aronskelkweg gegaan. Als bèta-man was het gymnasium me te taalkun dig. Daar heb ik later wel spijt van gekregen, want het gymnasium sloot als vooropleiding beter aan bij het Franse onderwijs. Want ik heb in Parijs aan de Sorbonne gestudeerd. Scheikunde.' Nu word ik pas echt nieuwsgierig. 'Een van mijn leraren op de Dalton,' gaat hij verder, 'die zelf aan de Sorbonne gestudeerd had, heeft me daarin geadviseerd. Wij hadden thuis geen geld om mijn studie te bekosti gen en diezelfde leraar heeft ervoor gezorgd dat ik een renteloos voor schot kon krijgen dat door verschil lende mensen bij elkaar is gebracht. Die leraar heette Birnie uit het geslacht van de tabaksbaronnen.' ()li Ia la 'Hoe was het studentenleven in Parijs?', vraag ik. 'Ik woonde in hotelletjes in het Quartier Latin. Tijd om te fliereflui- ten had ik niet. Het was een tijd van hard werken en weinig pleziertjes. Ik voelde me verplicht aan de mensen die mij het geld hadden geleend, om de studie in de daarvoor vastgestelde tijd af te maken. Mijn vrienden in Nederland dachten wel: die Miel zit nu in Parijs, de stad van oh la la en zo. Ik flirtte wel wat met de Franse studentes, die mijn exotische uiterlijk interessant vonden, maar daar bleef het bij. Ze noemden me Prince Souchong uit de operette Das Land des Lachelns. Ik liet een Javaans hoofddeksel, een blangkon, naar Parijs sturen en daar liep ik mee over de boulevards te flaneren. Ik had daarmee veel bekijks, waar ik van genoot. Maar niet altijd werd m'n exotische uiterlijk op waarde geschat. Er waren ook Parijzenaars die me uitmaakten voor "makak" (aap).' Streng Toen hij na zijn studie (die hij in vier jaar voltooide) terugkeerde in Nederland kreeg hij een baan als chemicus op het lab van de Hollandse Draad- en Kabelfabriek (Draka), waar hij van 1938-1940 onder dr. ir. Wildschut werkte, totdat de oorlog uitbrak. Hij stond op de nominatie om als chemicus in Duitsland te werk te worden gesteld, maar door zich als vrijwilliger bij het vezelinstituut van het TNO (Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek) te melden kreeg hij vrij stelling. In die tijd werkte hij veel samen met prof. Uit den Boogaard. In de oorlog 1942) trouwde hij met een Hollandse vrouw. Hij kreeg geen moessQn 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 40