Verpleegfstersl
even m
Tjil
Rim
door Renée Scholten
1 login 1Q4Ó k on ib beginnen
mot oon driejarige opleiding in
hat ziekenhuis I jikini in
Batavia. Aangezien er tijdens de
oorlog voor ons geen scholen
waren, kwamen er ook nog
privé/essen hij. De mulo moesten
we namelijk nog afmaken.
Buiten ons werk om werden we
dus goed beziggehouden: naar
gelang onze diensten, hadden we
middag- of avondlessen. Da
privéschool schommelde er tus
sendoor met 1 a 2 uur per dag.
Gelukkig waren er in de week
einden geen lessen. Dan namen
we het er goed van. hr was
immers, zo vlak na de oorlog,
ontzettend veel te heieven.
Na enkele maanden op de kinderafdeling
gewerkt te hebben, kwam ik op de interne
vrouwenafdeling terecht. Het was een
grote afdeling met veel mensen uit de
Japanse interneringskampen, die weinig
weerstand hadden. Er moest door hen
nog veel verdriet verwerkt worden. Voor
de t.b.c.-patiënten was er een apart zaal
tje, waar ik graag werkte. We hadden
ondanks alles veel plezier met elkaar.
Moes
Op een keer, tijdens de nachtdienst, die
we altijd met zijn tweeën moesten draai
en, kregen Emma Antonie en ik een grote
appel van een van de patiënten. Een
heerlijkheid; zelfs vcuSr de oorlog was zo'n
Australische appel een zeldzaam cadeau.
Maar er was ons geleerd, dat alles van de
t.b.c.-afdeling gesteriliseerd moest wor
den, zo ook de appel, meenden we. Dus
lieten we de kookplaat heel zacht branden
en deden het fruit er op, iedere keer een
slag draaiend. Toen werd er gebeld vanuit
een zaal. Ik er heen. Nog een bel uit een
andere zaal. Emma er heen. We waren
opeens zo druk in de weer, dat de appel
vergeten werd. Toen we door de gang lie
pen rook het ineens naar aangebrand
voedsel en we begrepen het al. De appel
lag als moes op de kookplaat. Wat we ook
probeerden, we kregen het apparaat niet
meer schoon. Het was ingebrand; de
enige kookplaat van de afdeling nog wel!
En de instrumenten moesten er op wor
den uitgekookt. Er wachtte ons natuurlijk
een fikse uitbrander. Eerst van de hoofd
zuster en daarna van de directrice. Het
laatste was het ergste. Zuster Engelberts
was streng, maar gelukkig wel rechtvaar
dig.
Jon^e mannen
Logischerwijs vielen we om van de slappe
lach, toen we eenmaal op de kamer
waren. In die tijd waren we vaak lacherig,
hoewel er de eerste maanden in het zie
kenhuis ook af en toe een traan viel,
omwille van een patiënt. Alles was zo vlak
na de oorlog nog zo chaotisch en triest.
Maar allengs verbeterde er veel. We kre
gen er een hoop collega-vriendinnen bij.
Emma en ik bleven boezemvriendinnen;
later kwam Fien Peters er nog bij. Op het
werk heerste een uitstekende sfeer. Maar
ook daarbuiten. Doordat er op dat
moment een overschot aan jonge man
nen was, hadden we veel vrienden. Té
veel, naar dat we tijd hadden. Zo gebeur
de het geregeld, dal een collega op jouw
afspraakje stond te wachten en de per
soon in kwestie stomverbaasd (maar
nooit boos) was. Ook dat loste zich van
zelf op en bleek vaak zelfs verassend leuk
voor alle partijen.
Keaebongf pisang'
Op een zeer warme dag werden Jos, Sien
en ik, om twee uur door drie jongens
opgehaald. Jos en Sien waren zusters en
uiteraard ook onze vriendinnen. We zou
den naar Tjilintjing gaan om te zwem
men. Een van de jongens had daarvoor
de auto van zijn baas gecharterd. We
raasden weg, de weg naar Priok op, langs
het kanaal. Op een gegeven moment
stopte de chauffeur op een soort gras
veldje vlakbij het kanaal. Dat leek hem
een goede plek om te zwemmen. Toen
kwam de aap uit de mouw: Jos en Sien
konden niet zwemmen en ik evenmin.
Geen nood, de jongens stonden al in
zwembroek, kapten twee pisangboompjes
om, bladeren eraf en de zaak werd aan
elkaar gebonden met vezels van de
pisangboom. En daar gingen we, één
voor één naar de overkant, op de kede-
bong pisang voortgezwommen door de
jongens. We gilden van angst en pret
tegelijk. Toen we uiteindelijk alle zes aan
de overkant stonden, liepen we zo'n vijf
tig meter terug, een bruggetje over naar
de auto toe. Iedereen begon zich te haas
ten, want wij moesten op tijd zijn voor de
lessen en de auto moest terug naar de
baas. De chauffeur kroop achter het
stuur en wij in de auto. Hij startte, maar
doordat de grond drassig was, waren de
twee rechterwielen diep weggezakt. Wij
er weer uit. Er moest snel gehandeld wor
den, de tijd drong. Het leek alsof het
afgesproken werd was. Sien en ik pakten,
met één van de jongens, de achterkant
Emma Antonie (links) en Fien Peters.
Rechts een onbekende moeder met
framboesia kindje.
van de auto. En Jos, de fragielste van ons,
pakte met de twee anderen de voorkant.
Een, twee, drie. We hadden hem er zo
uit. Wel geen meters ver, maar hij stond
in ieder geval naast de greppel.
Chauffeur er in, wij er in en in sneltrein
vaart zoefden we terug naar de stad
Batavia. Bij het ziekenhuis buitelden we
er uit. We zaten onder de modder, dus
snel de badkamer in en toen naar les. Net
op tijd!
moessQn
n
8