Poncke Princen
De witte kadji
Poncke Princen, geboren op 21 november
1925 in de Haagse Schilderwijk. In 1946
opgeroepen voor militaire dienst en naar
Nederlands-Indië uitgezonden. Als soldaat
diende hij bij de Zeven December Divisie
op West-Java. Nadat hij in 1947 tot vier
maanden cel was veroordeeld wegens
onwettige afwezigheid, deserteerde Princen
in september 1948. Natuurlijk waren er in
die tijd ook KNIL-militairen overgestapt
naar de TNI (Tentara Nasional Indonesia),
maar dan met een officiële procedure en
niet overlopen tijdens de politionele acties;
dan ben je een deserteur. Ik probeer neu
traal te denken en wil best begrijpen dat het
kan gebeuren dat Poncke toch de kant van
de Indonesische vrijheidsstrijders had geko
zen, maar niet tijdens de acties en dan nog
eens zijn eigen kameraden of ex-makkers in
de val lokken en daardoor medeverant
woordelijk worden voor de dood van 23
Hollandse soldaten. Of Poncke Princen
toen de Indonesische Robin Hood werd
genoemd en later hadji Poncke is geworden
en zich vervolgens ontpopte als 'mensen
rechtenactivist', voor mij is en blijft Poncke
Princen een deserteur van het laagste
niveau!
- Een Indische man van 57.
Jongeren en Poncke Princen
Zelf ken ik Poncke Princen alleen van de
verhalen die mijn vader aan mij vertelde.
Mijn vader is KNIL-militair geweest.
Natuurlijk heb ik van het journaal ook din
gen opgepikt, toen hij naar Nederland
kwam, en een paar weken geleden over zijn
dood. Wat ik weet, is dat Princen een
Nederlandse militair was die werd overge
plaatst naar Indië. Totdat hij besloot zich aan
te sluiten bij het Indonesische leger, de TNI.
Onder de vele KNIL-militairen heerst nóg
woede en ik weet dat enkelen hem wilden
gaan zoeken, vlak nadat hij was overgelopen.
Gelukkig voor hem zonder resultaat. Dit is in
grote lijnen wat ik weet over Poncke Princen.
Zelf heb ik eigenlijk geen mening over hem.
Ik ben me wel gaan verdiepen in de periode
van de overdracht, en alle ontwikkelingen
daar om heen, maar niet zo zeer in de per
soon Poncke Princen; hij interesseert mij
niet.
- Een Molukse vrouw van 20.
Begeerte naar maclit
Pas laat in de jaren vijftig heb ik één en ander met betrekking tot de
persoon Princen vernomen. Het bijbehorende welles-nietes verhaal
over de man, weet ik slechts van horen zeggen en uit hetgeen ik
daarover heb kunnen lezen. Princen was een Hollandse jongeman,
afkomstig uit een politiek uiterst links georiënteerd nest, die hoewel
na enig verzet, toch als zo vele van zijn leeftijdgenoten in 1948 als
dienstplichtig soldaat naar Indië werd gestuurd, waar al enige jaren
door de Indonesiërs een gewapende strijd voor onafhankelijkheid
werd gevoerd. Is daar in hetzelfde jaar overgelopen naar de zijde
van de Indonesiërs en heeft meegevochten tegen zijn eigen bangsa.
In een interview zou hij niet hebben ontleend tijdens gevechten
mogelijk Nederlandse soldaten te hebben gedood. Dat vond ik wel
het kwalijkste van de hele zaak en was voor mij de reden om het
met de gangbare mening van het overgrote deel van de Indië-vete-
ranen - die Princen als een deserteur en verrader beschouwden -
eens te zijn. Mede gelet op het feit dat ik ook tot die categorie vete
ranen behoor. Het kwam mij voor dat de, laat ik stellen, desertie
van Princen meer te maken had met politieke motivatie en enige
mate van eigenbelang, dan met pure affectie voor de Indonesiër.
Politieke inspiraties leiden veelal tot politieke aspiraties, die helaas
vaak slechts een begeerte naar macht blijken te zijn. Gebleken is
dat Princen na de soevereiniteitsoverdracht een overheidsfunctie
vervulde, waaraan hij enige macht kon ontlenen en die macht op
rancuneuze wijze ten opzichte van Nederlanders heeft gebruikt.
Macht corrumpeert, is een oud gezegde, en door zowel gebruik als
misbruik van macht, is de kans op het maken van vijanden groot.
Ook Princen heeft dat blijkbaar moeten ondervinden, doordat hij
naar verluidt meerdere keren, van bepaalde Indonesiërs de opmer
king moest incasseren: 'Eens een verrader, altijd een verrader'.
Nadat hij al geruime tijd geen overheidspositie meer had, heeft
Princen in latere jaren, vooral bekendheid verworven als 'mensen
rechtenactivist'. Desondanks werd tot aan zijn overlijden de kwalifi
catie, 'eens een verrader, altijd een verrader', door een groot deel
van de Indië-veteranen onderschreven. Bij hen blijft latent aanwe
zig, de pijn van de miskenning en van het onbegrip destijds
getoond door de eigen overheid, die hen bij terugkomst ten deel is
gevallen. En veel later weer is aangewakkerd door eigenzinnige en
van weinig tact getuigende bemoeienissen en uitlatingen van som
mige Nederlandse bewindslieden, politici en journalisten, die
Princen op onzorgvuldige manier weer in het nieuws brachten.
Het is schijnbaar haast altijd de tragiek van mensen, die om wat
voor reden dan ook de kant van de tegenpartij kiezen, om blijvend
als verrader te worden bestempeld. Ook in heel mildere vorm komt
dit verwijt helaas voor, weet ik uit mijn Indische vriendenkring,
voor personen, die om heel begrijpelijke redenen na de overdracht
in Indonesische dienst overgingen. Het verraad, als je het zo wil
noemen, lag bij sommige van deze gevallen schandelijk genoeg bij
de Nederlandse overheid. Dat het in wezen al vóór de oorlog was
begonnen, is een ander verhaal.
Om ten slotte terug te komen op Princen. Door hem goed gezinde
Nederlandse politici en journalisten is meermalen beweerd, dat
Princen in latere jaren naar verzoening heeft gestreefd. Helaas
schenen die beweringen niet door duidelijke bewijzen te zijn
gestaafd, evenals trouwens de vele andere beweringen van zowel
mede- als tegenstanders in deze zaak. Als Indische veteraan van de
Tweede Wereldoorlog, Indonesië en voormalig Nieuw-Guinea,
weet ik uit eigen ervaring en niet alleen in veteranenkringen, hoe
moeilijk de kwestie van verzoening bij velen ligt.
- Een Indische man van 76.
46 ste jaargang - nummer 10 - april 2002
33