Soms wandelden we door de bossen
en dan hadden we lange broeken en
truien en wandelschoenen aan. Maar
al gauw werden de truien, die je
's ochtends hard nodig had, uitgetrok
ken en om je middel geknoopt en liep
je verder in je blouse met lange mou
wen, dat was noodzakelijk vanwege de
bloedzuigers die in het bos lagen te
wachten op hun prooi! Met een beetje
zand wreef je ze van je arm of hand
af. Mijn broer en ik mochten ook vaak
bergpaardjes bestellen en een uur uit
rijden gaan. Dit kostte maar een
kwartje. De eigenaars van deze dieren
waren bijzonder goede hardlopers. Zij
hielden de paarden makkelijk bij.
Omdat ze alle sluiproutes kenden
stonden ze soms bij de volgende
bocht al op ons te wachten.
Groene ving'ers
Voor de oorlog was onze Indische gul
den een hele harde. De dagelijkse
boodschappen, die onze kokkie op de
pasar kocht, waren nooit meer dan
een gulden en zij wist daar dan nog
een dubbeltje winst uit te halen!
Mijn moeder had wat men in Indië
tangan dingin noemde, groene vin
gers, dat betekende dat zij een zeer
goede tuinierster was. Zij had van de
tuin werkelijk een kleine lusthof
gemaakt; een Italiaanse vijver met een
stuk of tien mooie grote goudvissen,
overschaduwd door vlierbomen die
voor de nodige koelte zorgden op het
heetst van de dag. Aan de rechterkant
van het huis stond een hele rij dennen
mend geluid als ze brandden, dat gaf
zo'n aparte sfeer aan de spelletjes die
we na het avondeten met z'n allen
speelden. Soms wandelden we naar
de kunstmatig aangelegde meren van
Tjileuntja en gingen daar dan kanoën
of zwemmen. Het was een lange wan
deling van zo'n twee uur, maar wie
maalde daarom? Wij hadden toch
vakantie en namen altijd sandwiches
en fruit mee voor de lunch. Maar
eenmaal hebben we toch iets beangsti
gends meegemaakt. Harm, een vriend
van mijn broer Carel was die keer met
ons naar het Veerhuis meegevraagd.
Hij was toen een lange slungel van
een jongen die een hoofd boven mij
uitstak.
als afscheiding met de tuin van de
buren. Een trap van een paar treden
leidde naar het lager gelegen deel van
de tuin waar mijn moeder afwisselend
bloemperken en groentebedden had
laten aanleggen. Wij hadden altijd
volop bloemen en vruchten uit de
min, onder andere rozen, gladiolen,
anjers, irissen, portulaca, gerbera,
maar ook sla, tomaten, asperges,
aubergines, sperzieboontjes, aardbei
en, paprika, spaanse pepers en bana
nen.
De avonden
's Avonds als het donker werd, en dat
is in de tropen al om zes uur, dan
werden de stormlampen aangestoken.
Elektriciteit hadden we daar nog niet.
Deze lampen maakten zo'n zacht zoe-
Zwemmen
Wij maakten plannen om naar het
meer van Tjileuntja te gaan en daar te
gaan zwemmen. Nou Harm had wel
zin in de lange wandeling, maar hij
beweerde dat hij absoluut niet kon
zwemmen. Carel noch ik geloofden
hem, want elk kind in Indië kon toch
immers zwemmen! Enfin hij herhaal
de het een paar keer en werd mees
muilend door ons aangehoord. Hij
had ook geen zwembroek bij zich,
maar dat was geen punt, Carel had er
nog wel een die hem zou passen.
Toen wij bij het meer aangekomen
waren en ons hadden omgekleed,
hield Harm vol dat hij niet kon zwem
men. Waarop Carel zei: 'Ach man,
stel je niet aan. Gooi jezelf languit in
het water en je zwemt vanzelf!'
'Maar als ik toch zink, red je me dan?'
'Ja natuurlijk,' zei Carel. Enfin, Harm
wilde niet kinderachtig lijken en
besloot het er maar op te wagen. Hij
gooide zich dus languit in het water.
en zonk als een baksteen!
Carel viel om van het lachen en deed
geen enkele poging om Harm te hel
pen. Maar ik zag direct dat het geen
spel was, maar dodelijke ernst. Dus ik
sprong hem na en greep hem bij z'n
lurven! Harm, die intussen in paniek
was geraak, greep mijn lange vlechten
beet en toen gingen we samen kopje
onder! Dat was zeker niet mijn bedoe
ling, dus ik gaf hem een flinke peut in
zijn maagstreek, zodat hij me weer los
liet. Toen zorgde ik ervoor, dat ik ach
ter hem bleef en duwde hem weer naar
boven, zodat hij even adem kon schep
pen. Zo duwde ik hem weer naar de
kant. Gelukkig begreep hij de bedoe
ling en stribbelde niet meer tegen.
Toen Carel eindelijk in de gaten had,
dat het geen spelletje was, hielp hij
hem op het droge trekken.
In 1982, veertig jaar later, werd ik aan
Harm's vrouw en kinderen voorge
steld: 'Kijk goed kinderen, dit is nou
die mevrouw aan wie jullie het te dan
ken hebben dat jullie vader destijds niet
verdronken is!' Zowel zijn vrouw als
kinderen vielen mij toen om de hals.
46 ste jaargang - nummer 12 - juni 2002
üeen spelletje
25