zag ik de toppen van de slapende
vulkanen Gede en Pangrango lang
zaam verdrinken in de regenwolken,
net als mijn familie dat talloze malen
moet hebben gezien. Het bijzondere
daarvan was dat ik die plek niet had
opgezocht, maar dat mijn werk mij
daar bracht.
Mijn vader was erg enthousiast toen
ik vertelde dat ik naar het dorp op
West-Java ging dat zo'n speciale
betekenis heeft voor de familie. Hij is
een echte totok en bezocht Indonesië
voor het eerst in 1980. Niettemin
heeft hij het land, haar bewoners en
haar geschiedenis in zijn hart geslo
ten op het moment dat hij in 1954
met mijn moeder trouwde. Mijn
moeder vond het ook heel bijzonder.
Hoewel, soms meende ik van haar
gezicht af te lezen dat ze altijd al had
gedacht dat ik zoiets zou gaan doen.
Ik kan er alleen naar raden, want ze
heeft het nooit met zoveel woorden
gezegd. Ze is in die dingen erg
Indisch.
Ik ben niet Indisch. Ik heb een
Indische (een mengeling van
Chinees, Menadonees, Javaans,
Portugees en Nederlands) moeder
en een Nederlandse vader.
Nederland en het Nederlands vor
men mijn standaard, maar ik ben
opgevoed in de Indische traditie. Als
ik er niet voor mijn werk naartoe was
gegaan, had het waarschijnlijk nog
jaren geduurd voordat ik voet aan
wal had gezet. Ik wilde wel naar
Indonesië, maar ongeveer net zo
graag als ik naar Australië wil, bij
voorbeeld.
Tijdens die maanden op West-Java is
mijn idee over de betekenis van
Indië en Indonesië in mijn leven
echter veranderd. Alsof de familie
naam op het Cibadakse graf van
mijn overgrootvader de verhalen
waarmee ik opgroeide tot ware
gebeurtenissen maakte. Het land
heeft mij eerst wakker geschud, ver
volgens ingelijfd en ten slotte opge
zadeld met een taak. Niet dat ik dat
wilde hoor, integendeel. Toen ik na
veertien weken weer terug was in
Nederland heeft niemand van mij de
bekende lyrische geluiden gehoord.
Ik heb keihard moeten werken om
van Indonesië te kunnen houden,
maar het is me wel gelukt.
Al tijdens de opnamen wist ik dat
het filmmétier, hoe boeiend ook, niet
voor mij was. Dat kwam vooral door
het verhaal dat daar lag te wachten
en het besef dat ik degene was die
het moest vertellen. De schrijfster
Renate Dorrestein zegt dat alle ver
halen al bestaan. Het zijn niet de
schrijvers die verhalen verzinnen, het
zijn de verhalen die schrijvers uitzoe
ken. En ze heeft gelijk. Het verhaal
dat mij had uitgekozen heeft zich
weliswaar in duizend bochten moe
ten wringen om mijn aandacht te
trekken, maar die moeite is uiteinde
lijk beloond. Of het nou aan
Indonesië ligt, waar de mystiek zo
verweven is met de dagelijkse aardse
dingen dat het ongelooflijke soms
geloofwaardig wordt, ik weet het
niet. Zeker is dat ik het zag liggen.
Het was zo tastbaar dat ik het heb
opgepakt en in mijn koffer heb
gestopt.
Pas vier jaar later ben ik gaan schrij
ven. Het probleem met verhalen is
dat ze zich aan je opdringen, maar
niet zeggen hoe je de woorden moet
opschrijven. Ze laten je aanmodde
ren en ploeteren en zuchten. Alleen
in momenten van opperste vertwijfe
ling krijg je soms een aanwijzing, net
als je eigenlijk je computer uit het
raam had willen kieperen. En op
zo'n miezerig plukje hoop moet je
dan weer dagen teren.
Het verhaal is Indisch zwijgen gewor
den, een boek over Indisch zijn, de
resten daarvan in het moderne
Indonesië en de betekenis van geslo
tenheid, met de geschiedenis van
mijn familie als leidraad. Ik had het
niet kunnen schrijven als ik niet in
Indonesië was geweest. Tegelijkertijd
weet ik dat ik nooit naar Indonesië
was gegaan om een boek te kunnen
schrijven. Zou het verhaal er al heb
ben gelegen als ik een andere weg
had gevolgd, of eerder was gegaan?
Dat zou ik wel willen weten.
Anneloes Timmerije vertelt op
21 juni om 13.00 uur over
Indisch zwijgen en over haar
ontdekkingreis in het
Bibittheater van de Pasar
Malam Besar in Den Haag.
Bij de stand van Van Stockum
zal zij op 13, 21 en 23 juni van
15.00 uur tot 17.00 uur haar
boek signeren.
Onderin de oven wordt de kalk geblust.
46 ste jaargang - nummer 12 - juni 2002