door Gerard Schouten Toen ik nog slechts tien jaar op deze wereld was en als welpje lid was van de groep Blauw in Bandoeng, over kwam me het volgende. We gingen hamperen in Sindanglaja. Onvoorzichtigheid bracht mij heel hard in aanraking met een van de steunbalken van een rondgaande galerij van een vakantieverblijf in deze bergstreek. wemmen in heel vies water deed de rest: acute oorontsteking, hoofdpijn en koorts. De hele horde welpen ging onder lei ding van de akela dagelijks een lange tocht maken. Alleen deze jongen kon niet mee. Ik lag de hele dag plat op een stretcher. Wat voelde ik me ongelukkig! De aalmoezenier zou wel op het slachtoffertje passen en dat gebeurde van vroeg in de ochtend tot laat in de middag. Zelfs een extra verzorgd ont bijt bestelde pastoor De Bekker bij het naastgelegen hotel. In mijn kinderogen was hij een grote weldoener. Zeven jaar later kwam ik weer in contact met hem, maar toen was alles heel anders. Door de padvinders werd deelname aan verzet tegen de Japanse bezetter gestimuleerd door het zogenaamde Padvinders Hulpdienst Bureau. Ook ik nam in de begindagen van de oorlog daaraan deel, met de bravoure van een zeventienjarige. Ik was toen patrouille leider bij de padvinders en had wel wat aanzien en verantwoordelijkheid, en minstens zo belangrijk: een rijbewijs. Zo werden door de Japanners in beslaggenomen wapens en munitie opgeslagen aan het eind van de Papandajanlaan in Bandoeng, in de 46 ste jaargang - nummer 12 - juni 2002 i Artillerie Constructie Winkel, die bestond uit allerlei depots. Wij Hom men dan, net als de patrouille langs was, over de muur en smokkelden munitie en wapens. In die tijd wist ik niet dat pastoor De Bekker een grote rol speelde in dit verzet tegen de Japanners. Dat begreep ik pas veel later. Toen ik geïnterneerd was, hoorde ik allerlei geruchten over dat pastoor De Bekker was opgepakt door de Kempetai. In het kamp waar ik zat, wist niemand er het fijne van. Pas ruim vijftig jaar later kwam ik erachter wat er met hem is gebeurd; ik las het in het boek Jongens in de mannenkampen geschreven door Hans Liesker. Hans I jesker, zo bleek later, is nog een lagere-schoolgenoot van mij geweest. Najaar 1943 is de Kempetai door ver hoor van enkele Indonesische vrou wen, erachter gekomen dat pastoor De Bekker betrokken was bij het verzet. Hij is toen door de Kempetai opge haald uit het interneringskamp in de voormalige school aan de Zeelandiastraat. Daar is hij toen her haaldelijk verhoord, maar hij heeft niks losgelaten, geen namen genoemd. Hij werd daarna naar strafgevangenis Soekamiskin gebracht, waar hij enkele dagen later aan zijn verwondingen overleed. Toen zijn confrater pastoor Reichert zijn lichaam op mocht komen halen, kon hij De Bekker haast niet herkennen. Pastoor Reichert was zo ontzet dat hij een indrukwekkende uitvaart hield. Nu weet ik eindelijk wat er met pastoor De Bekker is gebeurd. Vanaf dat ik ziek was als tienjarige heb ik altijd genegenheid voor De Bekker gevoeld, omdat hij mij toen zo goed heeft ver zorgd. En nu voel ik ook bewondering voor hem, omdat hij tijdens de verho ren de kracht vond geen namen prijs te geven. Het boek Jongens in de mannenkampen van Hans Liesker is uitverkocht. 45

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 45