Reacties van lezers Vo rige maand stond in Moesson een artikel van Hans Meijer over kuitenkampers. Ilans Meijer vindt dat kuitenkampers een evenwichtigere rol moeten krijgen in de geschiedschrijving van Nederlands-Jndiö. Hij hoopte met zijn artikel de mogelijke afstand tussen 'de Indo's' en 'de totoks' te verkleinen. Moesson riep lezers op te reageren. Oeen inkomsten Ik was ook een buitenkamper, van mijn veertiende tot en met mijn achttiende jaar. De bezettingstijd zette mijn wereld op zijn kop. Ik kom uit een gezin van zes personen. Mijn oudste broer zat op de KMA en werd 8 maart 1942 krijgsgevangen gemaakt terwijl mijn vader, een echte totok, drie maanden later bij een razzia werd opgepakt en in een burgerkamp werd geïnterneerd. Mijn beide ouders waren ambtenaar en kregen op 1 maart 1943 drie maanden salaris uitgekeerd. Daarna werden alle ambtenaren ontslagen en gingen de scholen dicht. Mijn moeder startte samen met mijn zuster, die leerling was geweest op de kweekschool, een illegaal schooltje. De eerste maanden bracht het nog wat inkomsten op, maar de ouders van leerlingen kwamen ook in financiële problemen. De lessen bleven gewoon doorgaan, alleen zonder inkomsten voor mijn moeder. Zelf trachtte ik ook op Razzia s Met veel interesse heb ik het artikel van Hans Meijer over de buitenkam pers gelezen. Ikzelf ben ook zo'n bui tenkamper en ik ben het helemaal met Hans Meijer eens, dat men het leed van buitenkampers niet kan ver gelijken met dat van diegenen die in het kamp hebben gezeten. Leed is namelijk niet te meten. Ik heb de Japanse bezettingstijd als een nacht merrie ervaren. Onze 'vrijheid' was betrekkelijk, aangezien we elke dag geconfronteerd werden met Japanse razzia's. Ik heb Batavia als mijn broekzak leren kennen, omdat ik klei ne steegjes en paden moest inslaan om de beruchte bruine legertrucks van de Japanners te ontlopen. Ik heb in de oorlog een zesde zintuig leren ontwikkelen om gevaar te ruiken. allerlei manieren, zoals op kinderen passen, brood bezorgen, bij verhuizingen helpen, met een vriendin Indische snacks maken en verkopen et cetera, om wat bij te kunnen dragen aan de onkosten van het huishouden. We zijn vier maal uit huis gezet. Eind 1943 heb ik tot eind 1944 het Krawatkamp kunnen bevoorraden met eieren, schoeisel (het Rode Kruis liet het afweten), brood, et cetera, et cetera. Enige opluchting in het huishoudbudget. Mijn moeder en zuster hebben tot het einde toe gratis lessen gegeven. Het meest beangstigende was het bijna dagelijks lastig gevallen worden door dronken Japanners, die op onze gesloten ramen beukten. Mijn moeder heeft alles moeten verkopen, zelfs haar trouwring. We sliepen op matrassen op de grond met tikars als lakens. Hiermee besluit ik mijn verhaal It. M. Koster-Broekhuizen, Den Haag Ook het zoeken naar eten was een dagelijkse activiteit. Ik had met nog andere jongens een platte verhuiswa gen, waarop we meubels moesten vervoeren om aan geld te komen. Ook moesten we zakken met rijst, bonen en meel afleveren in het Tjidengkamp. Met jaloezie hebben we die zakken in de kampschuren moeten opslaan. Ik ben door de Japanners opgepakt om onder barre omstandigheden dwangarbeid te ver richten in de gasfabriek van Batavia. Onze beloning was een maaltijd van stijfsel en rotte gezouten vis. Ik heb, op verzoek van mijn kinderen, mijn ervaringen tijdens de Japanse bezet tingstijd en gedurende de bersiaptijd op schrift gezet. Jan Stook Auto-tl lerapie Ja! Ik ben al heel lang van mening dat de geschiedenis van Indië altijd te veel 'vertotokt' wordt! Altijd maar weer die geweldige Heren van de T.,. die geweldige B.B.-ambtenaar met op de achtergrond zijn Indische vrouw tje, 'slechts zijdelings te berde gebracht, als een naamloze actor' (Hans Meijer)Ik ben zo'n buiten kamper. Wij, Indische moeder en drie kleine kinderen, hadden het echt niet makkelijk en voedsel was een dagelijks probleem dat mijn moeder alleen moest oplossen. Niet alleen voor haarzelf en ons kinderen, maar ook voor vijftien anderen, waaronder een totok-moeder met twee blonde tienerdochters, die bij ons waren ondergedoken. Tijdens de bersiap waren er twintig mensen in dat huis in Goebeng, de meeste vluchtelin gen. Wij hielden ons doodstil in een potdicht huis, totdat wij op een nacht ontdekt werden. Dit verhaal heb ik opgeschreven onder de titel De nacht van de fakkels. Schrijven doe ik als auto-therapie. Ik zou een boek kun nen schrijven over de periode 1942- 1950, maar ook hier wordt de literaire markt gedomineerd door de kassacijfers! Indische auteurs die zich gedwongen zien de financiële risico's zelf te dragen, publiceren in eigen beheer, maar worden echt wel gele zen hoor! Meer welen over buiten kampers en gewone Indo's? Uitgevers, breng onze verhalen bij het Hollandse publiek! Eric A. Muller, Zutphen moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 8