Het verhaal van een verstekeling
Ilij belandde als kleine jongen in een weeshuis in Hatavia, leidde een onzeker zwer
versbestaan en kwam uiteindelijk als verstekeling naar I lolland. Haal )rth raakte
Ier de indruk van de verhalen van zijn vriend Hen dat hij besloot ze op te
tuiirlijke geschiedenis ontrafelde zich.
zo one
tekenen, hen avon
door Paul Orth
Op 17 augustus 1942 kwam
mijn vriend Ben G. in het
Protestantse weeshuis
Dorkas in Batavia. Zijn vader was als
krijgsgevangene geïnterneerd door
het Japanse leger. Waarschijnlijk is
zijn vader in de oorlogsjaren omge
komen door de ontberingen in het
kamp. Ben's moeder, een
Indonesische vrouw, kon niet meer
voor hem zorgen. Zij dacht dat hij
beter af zou zijn in het weeshuis en
liet hem er door een bekende afzet
ten.
Ben: 'Ik was er de jongste. Voelde
mij heel eenzaam en verlaten in een
vijandige buitenwereld. Niemand
had medelijden met me, terwijl ik
mezelf toch wel zielig vond. Veel tijd
om te treuren had ik niet, want ik
moest flink van me afbijten om niet
ten onder te gaan in die jongensge
meenschap.'
Zwervend bestaan
'Toen ik achttien werd, vond ik
opeens dat ik lang genoeg in het
weeshuis gezeten had. Ik werd
geplaatst in een pleeggezin maar dat
mislukte. Na twee dagen stond ik
weer op straat. Ik wilde niet meer
terug naar het weeshuis. Vanaf dat
moment leidde ik een echt zwervers
bestaan. Ik sliep meestal in de open
lucht. Zodra het donker was, klom ik
dan over het hek van een huis met
grote tuin en maakte het mij gemak
kelijk achter een brede struik of in de
beschutting van een hoge boom. Ik
zorgde er wel voor dat niemand mij
kon zien, dan voelde ik me veiliger.
Soms sliep ik op een veranda. Al was
de vloer hard, in de regentijd lag je er
toch tamelijk droog. Soms gebeurde
het dat er honden op me af kwamen
zodra ik een voet in de tuin zette. Ik
maakte me dan snel uit de voeten.
Eén keer moest ik mijn spullen, die ik
toen net had neergelegd, achterlaten.
Ik durfde die tuin niet nog eens bin
nen te gaan. Ik herinner me dat het
in het begin niet meeviel in slaap te
komen. Niet alleen vanwege de harde
grond en de onwennigheid, maar ook
door de vele muskieten. Ik denk hier
nog wel eens aan terug wanneer ik in
de grote steden in Nederland mensen
slapend aantref op een bank in een
station of ergens in een park. Bij
vrienden kon ik wel terecht voor een
bad of een maaltijd en mijn kleren
laten wassen.'
'Hij liep de loop
plank op met mij
in zijn kielzog. Ik
stierf duizend
doden maar
bereikte de
toegang tot het
schip.'
'Intussen merkte ik dat de
Nederlandse mensen en zij die van
Nederlandse afkomst waren het land
begonnen te verlaten. Vanaf dat
moment voelde ik ook de drang weg
te gaan. Ik vroeg me alleen af hoe.
Om te beginnen moest ik een
Nederlands paspoort hebben. Ik
hoorde dat je daarvoor naar het
Hoge Commissariaat (Nederlandse
ambassade) moest. Op de ambassade
stelde een meneer mij allerlei vragen.
Al na vijf minuten maakte hij me
duidelijk dat ik niet voor een
Nederlands paspoort in aanmerking
kwam. Vrouwe Fortuna lachte mij
echter toe. Een Nederlandse
mevrouw die op de ambassade werk-
moessQn
In liet ziekt van dl
38