Spiegel van de Indisck-Nederlandse Poëzie Matroos' afscheid, varende naar Oost-Indiën. Vereende Oost-Indische Compagnij, Die menig jong hart stelt aan een zij, Zo menig frisse kzvant Vaart uit Nederland, Ik moet mij eens houden aan uw kant. 'k Hoop dat er somwijl veel praten rijst, De een zal 't laken als 't de ander prijst. Laatst hoorde ik van één Veel wonder verbreên, Hij kwam er vandaan en wou er weer heen. Ik zie ze uit- en thuiskomen hier, Zij drinken, zij klinken, zij maken goede sier. Zij zijn in 't habijt Gekleed met zijd', Ik moet mee gaan varen, dat is mijn vlijt. Wat schaadt het, wat baat het, ik leef onbevreesd. Ik leef en ik zweef, ik volg mijn geest Naar mijn dunken plezant, In 't warme land, 't Is beter dan hier te blazen in de hand. Dan komt mijn moertje, die ik wel bemin: "Mijn lieve kind, stel het varen uit uzv zin, Kwade boeven, geloof 't, Die maken uw hoofd Geheel van uw zinnen beroofd." Och moeder! wees hier niet in belaên, Kwade boeven hebben 't mij niet gedaan; Mijn stiefvader vernijn, Uw hartezeer om mijn En mag ik niet horeti, dus moet ik weg zijn. Dan komen de meisjes en maken mij bang. Zij zeggen: "Buur-vrijer, hoe kun je zo lang Gaan varen van huis, 'r Is een abuis, Gij zult nog zvel zeggen: Och! was ik weer thuis." Al lachende zeg ik Meisjes, zwijgt stil, 'k Vaar omdat ik u niet hebben wil. Al varen wij veer, Wij komen wel weer, Dan nemen wij meisjes naar ons begeer. Dan moet ik nog horen 't ouw'wijfs gelol. Zij maken mijn kop schier half dol. Zij zeggen zeer gram: "Wel lieve lam, 't Waar beter dat gij bleef bij uw mam." Dan zeg ik al lachende: Ouwe best, Ga, haalt gij een kooltje vuur in uw test, Jouw oude gat, Verwarm dat wat, Wij varen voor 't vaderland, versta wel dat. samengesteld door Bert Paasman en Peter van Zonneveld Prinsen adieu, wij varen van kant, De Here beware ons vaderland. God geef ons goede reis Naar onze eis, Dit jaar wordt herdacht dat de Verenigde Oost- Indische Compagnie 400 jaar geleden werd opge richt. Met manifestaties, studiedagen, optredens en exposities wordt dit jubileum luister bijgezet. Het jubileum roept bij verschillende bevolkingsgroepen verschillende emoties op: van trots tot schaamte, van vreugde tot ver driet of woede, maar wij zijn dan ook bekend met de afloop van het Oost-Indisch avontuur. In de Compagniestijd werden jonge mannen juist aangemoedigd om dienst te nemen door rijkdom en mooie vrouwen in het vooruitzicht te stellen. De praktijk viel meestal tegen: meer dan de helft keerde niet in het vaderland terug en met de rijkdommen van de overlevenden kon men hooguit een week of zes potverteren in de VOC-havens om vervolgens weer dienst te nemen, en die mooie meegaande vrouwen bleken gewoon straatarme prostituees te zijn. Door popu laire genres als reisverhalen en volksliedjes kon de thuisblij ver zich een mening vormen over dat verre Indië, dat soms als een paradijs dan weer als een apenland werd voorge steld. In veel liedjes werd het aanmonsteren aangemoedigd, maar in andere werd het afgeraden. In het onderstaande afscheidslied worden de positieve en negatieve adviezen afgewogen en de matroos besluit ten slotte om naar de Oost te gaan - ook al om de toenmalige vijand, Spanjaard en Portugees ('Spek-Jan'), een slag toe te brengen. De tekstdichter is onbekend, liedjes gingen van zanger naar zanger en iedereen mocht de tekst naar goeddunken veran deren. Bron: Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd. Samengesteld door Bert Paasman. Amsterdam: Querido, 1991. Wij kloppen Spek-Jan al op zijn vleis Oorlof matrozen, jong en oud, En alle bootsgezellen stout, Slaat lustig de bal, Jaagt Spek-Jan in de val, Het geldeken dat verzoet het al van Putten

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 51