Redding
Ekkie Lucardie met het blikje
Craven-A sigaretten
Ekkie Lucardie: 'Toen
gebeurde het derde wonder.
We hoorden het geluid van
een vliegtuig dat niet klonk
als dat van de Japanse bom
menwerpers. Het bleek een
Dornier X-water vliegtuig
van onze marine te zijn. De
piloot had de halfgezonken
tanker en ons in de gaten
gelsregen. We zagen hem
met zijn hand gebaren dat
we moesten blijven waar we
waren. Na een uurtje kwam
het vliegtuig terug en land
de vlak bij ons op zee. Zo
vlogen we terug naar
Batavia.'
Het duurde maar een half uurtje,
toen was de hemel weer strak blauw.
In de namiddag stierven de twee
gewonden die voor ons lagen. Hun
lichamen werden met een eresaluut
in zee geworpen.
De avond viel, de hemel was helder
en stond vol sterren. De ochtend van
de 19de februari begon met een
warme, zachte wind en een hete zon.
Dit was extra vervelend omdat ons
regenwater in de nacht bleek te zijn
opgedronken. De avond begon met
een flinke bries. De kapitein stak zoals
elke avond het kompaslichtje aan.
Plotseling vroeg de kapitein mij het
stuur over te nemen: hij voelde zich
dood- en doodmoe. Daar zat ik dan
aan het stuur. De kapitein lag tegen
mij aan te slapen. Maar wat gebeurde:
het kompaslichtje woei uit. Er was
nog één luciferstokje in het doosje
en..., die deed het niet. Toen schoot
door me heen: je hebt kosmografie op
school gehad, dan weet je toch dat het
sterrenbeeld Zuiderkruis in het zuiden
aan de hemel te zien is! En zo kon ik
verder zuidwaarts sturen.'
Ekkie Lucardie: 'Niet lang nadat de
kapitein het stuur weer overnam,
hoorde ik hem roepen: "Ik ruik een
schip!". Iedereen was meteen klaar
wakker, we keken alle kanten op,
maar zagen niets in de stikdonkere
nacht en roken ook niets. Het was
ongeveer half vijf in de ochtend van
die 20ste februari: de kapitein wees
op een donkere stip in onze vaarrich-
ting. En zo waar! Dichterbij gekomen
zagen we dat het een halfgezonken
schip was. Ook wij roken nu de olie
die op het water dreef.
Later bleek het de olietanker Merula
te zijn, die door de Japanners de
vorige dag tot zinken was gebracht.
Alleen het achterschip, waar zich de
verblijven van de bemanning bevon
den, stak nog boven water uit. Onze
sloep werd voorzichtig tegen de tan
ker geroeid zodat drie man, waaron
der ik, erop konden klimmen om te
zien wat er te vinden was. Het was
geen eenvoudige opdracht en ook
niet zonder gevaar, want het schip
kon breken. Maar wat we daar von
den, niet te geloven. Blikjes conser
ven, sigaretten en het
allerbelangrijkste: water. Ik wilde
meteen drinken, maar mijn keel zat
dicht. "Met hele kleine slokjes begin
nen!" Het was de stem van de kapi
tein die achter mij stond. We
brachten zoveel mogelijk naar de
sloep om te drinken en te eten.
Daarna roeiden we een eind van de
tanker weg om zonder gevaar een
sigaret op te steken.'
De X-16 had kort voordat hij de sloep
van kapitein Van Dierendonck zag,
geheel toevallig een andere sloep opge
merkt, en de 38 opvarenden opgepikt.
Hij zat dus al vol. Het was pas op die
20ste februari dat reddingsacties op
gang kwamen. Voor velen te laat.
Schattingen over het aantal mensen dat
in zee is omgekomen, lopen uiteen.
Maar het moeten er meer dan driehon
derd zijn geweest. Daarbij komen nog
degenen die later zijn bezweken aan
hun verwondingen.
Ekkie Lucardie: 'Ik moest meteen
terug naar Tjimahi om mij te melden
bij het IXe Bataljon Infanterie 4de
Compagnie, althans het overgebleven
deel, degenen die in Bangka waren
geweest. Op de achterkant van het
blikje Craven-A sigaretten, dat ik nog
had van de Merulakraste ik nog die
zelfde dag:
"20-2-'42. De halfgezonken olietan
ker Merula gaf ons na 3 dagen en 3
nachten volop drinken, eten en siga
retten. Op deze dag ontdekte een
DX ons, die ons onze redding
bracht. 27 drenkelingen, w.o. ver
pleegster, 9 gewonden, 2 overleden."
Ik heb het in alle krijgsgevangenkam
pen bewaard als tastbare herinnering
aan hoe ik op wonderbaarlijke wijze
mocht overleven.'
47 ste jaargang - nummer 2 - augustus 2002
13