I i i De twee o'ezicliten van deVOC -I 4 1 A* tl3L: 4 <ioor Wïm Manuhutu Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-, en Volkenkunde (KI TLV) heeft een bundel uitgegeven over de VOC. Ook de Indonesische ambassade kwam met een publicatie over diezelfde VOC maar dan een met een Aziatische invalshoek. Dat het koloniale verleden van Nederland bij sommigen tot op de dag van vandaag heftige emoties oproept, was onlangs weer te zien bij de onthulling van het slavernijmonu- ment. Dat verleden ligt nu 139 jaar achter ons, terwijl het tijdperk van de Verenigde Oost-Indische Compagnie - van de oprichting in 1602 tot het roemloze einde in 1796 - in een veel verder verleden ligt. Desalniettemin is er ook anno 2002 nog een discussie over hoe naar de VOC moet worden gekeken: als een voorloper van de hui dige Nederlandse multinationals of als een vroeg voorbeeld van Europees imperialisme en dwingelandij? In het VOC-jaar heeft het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden het VOC-kenniscentrum onder haar hoede. Een website biedt op beknop te, maar gedegen wijze informatie over de VOC. Onlangs verscheen in de reeks verhandelingen van het instituut de bundel De Verenigde Oost-Indische Compagnie. Tussen oor log en diplomatie. De bundel bevat artikelen van deelnemers aan een vierdaags congres in juni 2002 over dit thema. Het werd gehouden op het Koninklijk Instituut voor Marine in Den Helder en het KITLV. Dominantie Het beeld dat oprijst uit de bundel is er een van grote verscheidenheid. Dat is ook niet zo vreemd wanneer een organisatie centraal staat die bijna tweehonderd jaar opereerde in een werelddeel dat zelf werd geken merkt door enorme verscheidenheid in culturen en staatkundige ontwik keling. In gebieden waar die staat kundige ontwikkeling nog niet zo ver was, speelde de VOC een dominante rol, met name waardevolle handels waar te vinden was, zoals de Molukken. Aan de andere kant waren er ook Aziatische staten die moessQn t I in?}. >iV. ;4 r Ii|,j.-, i«v 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 36