UriHvK IHUUPD 's: Marian Klamev Vroeger werd Oost-Timor als Portugese kolonie verwaar loosd. Indonesië heeft vanaf de invasie in 1975 veel bloed vergoten, maar ook - en dat wordt wel eens vergeten - geïnvesteerd in onderwijs, gezondheidszorg en de infrastruc- aiur. Die geldstroom van Jakarta naar Dili is sinds het volksreferendum van 1999 opgedroogd. In de weken na het referendum, waarin de meerder heid van de bevolking zich uitsprak vóór onafhankelijkheid, hebben tegenstanders het land verwoest. Economisch gezien gaat het nu slechter dan onder de Indonesiërs. In Oost-Timor heerst bittere armoe de; vóór 1999 was de gemiddelde levensverwachting 52 jaar, 135 op de duizend kinderen stierven in de eer ste vier levensjaren en het analfabe tisme bedroeg vijftig procent. Na het referendum van 1999 is de situatie nog veel erger geworden. C'fïsoleer cl Oost-Timor heeft olie, gas en koffie. Van die laatste profiteren de meeste mensen. Een probleem is echter dat elke substantiële afzetmarkt duizen den kilometers overzee ligt. Van de buurlanden produceert Indonesië zelf koffie en in Australië liggen alle grote steden aan de verkeerde kant van het continent. De grote afstand tot elke internationale markt belem mert'ook de ontwikkeling van andere potentiële groeisectoren, zoals san delhout, cashewnoten en visserij. Wellicht geldt het bezwaar van de afstand minder voor het toerisme, maar premier Mari Alkatiri is té opti mistisch wanneer hij zegt dat Oost- Timor door het toerisme na 2007 binnen zal lopen; er valt domweg te weinig voor toeristen te beleven. Met geld van de Wereldbank en andere donoren zijn onder het VN overgangsbestuur na 1999 een flink aantal ontwikkelingsprojecten gestart, doch met teleurstellende resultaten. Met het geleidelijk terugtrekken van de VN wordt de financiële basis onder veel projecten weggeslagen. Een voorbeeld. Een Nederlandse medefinancieringsorganisatie had moessQn 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 42