T \f% Melin SL I 4 door Paula Gomes Mei Melina, een Indonesische studente, was ik in Jakarta naar het museum geweest. Nu zaten we in Ancol dichtbij het strand in het restaurant onder de bomen van het kunstnijverheidscentrum. gekleed, daarom zei ik haar dat ze beter kon instappen. Daar kreeg ik meteen spijt van, want ze was behoorlijk smerig en verspreidde een akelige lucht. De vrouw vertelde in Arnhem thuis te horen. Een uitstapje met een paar man nen was haar slecht bekomen, want de smeerlappen hadden haar in de bossen van Loenen uit de auto gezet. Omdat ze aan het eind van haar latijn was en alleen maar zo snel mogelijk naar Arnhem wilde, nam ik haar mee naar mijn eerstvolgende adres: het eethuisje van Mendel dat aan de T-splitsing Arnhemseweg-Groenendaalseweg lag. Daar was vaak vrachtverkeer en had de vrouw de meeste kans op een lift. Inderdaad duurde het maar even voor dat er een tankauto vanuit Apeldoorn kwam. De chauffeur was zo vriendelijk te stoppen. Ik vroeg hem of hij bereid was een gestrande dame naar Arnhem te brengen. Dat was hij. Nadat ik de vrouw aan de andere kant van de tank auto in de hoge cabine had geholpen, haastte ik me naar mijn auto en maakte dat ik wegkwam, de eerste kilometers met open ramen om de stank kwijt te raken. Mag je er niet aan denken dat zo'n tankwagenchauffeur in paniek raakt door de stank en zo'n vrouw eruit zet terwijl jij daar nog staat. Zit je wéér met de gebakken peren. Net echt Ondanks het grote tijdsverschil en de grote afstand horen die twee vrouwen bij elkaar en vormen één samengestelde herinnering. Als ik aan de een denk, schiet ook de ander me te binnen. Kan ik me als de dag van gisteren herinne ren hoe ongelukkig die halfbevroren vrouw er bij stond en hoe ze stonk. En tegelijkertijd ook hoe leuk de als soldaat gecamoufleerde korporaalsbruid op die tongkang er uitzag. Zij rook alleen naar melati en het was toen ook niet zo koud. Met de verstarde glimlach van die hele dag al, had ze mij het houtsnijwerk getoond. Pas nadat de drankjes gebracht waren, vertelde ze dat Mochtar al zes maanden boos op haar was. Ze had achterop de motor gezeten bij een vriend van hem. Dat nam hij haar kwalijk. 'Ik heb geprobeerd mijn excuses te maken, maar hij gooit de hoorn op de haak. Het is toch niet zo erg, ach terop bij een vriend? Ik accepteer dat hij boos op me is en wacht tot hij niet meer boos is.' Het klonk eenvoudig, zo was het, zo moest het. 'Ja maar', knikte ik, 'nee' begon ik plotseling. 'Natuurlijk niet. Als hij boos is, ben jij ook boos, niet gewoon boos, heel erg boos.' Melina lepelde de vruchtjes en glib- bertjes uit haar glas. Kleine stukjes verdriet. 'Je moet het niet erg vinden', zei ik, 'je ziet er toch lief uit.' Naast ons was een grote groep Duitse toeristen komen zitten. Ze bestudeerden de drankenkaart. Maar plotseling werd er gelachen. Een clown in een apenpak kwam om hun tafel dansen. Belletjes rinkelden om zijn polsen en enkels. Je kon niet zien of hij zelf ook lachte. Hij droeg een beschilderd masker met een grijns van oor tot oor. Ook zijn ogen waren onzichtbaar, diep weg in de holten van het masker. Toch zag hij, keek hij. Hij maakte een zijsprongetje, een paar huppelpasjes. Daar stond hij voor Melina. Uit zijn mouw toverde hij een rode roos, legde hem voor haar neer op het tafeltje. Melina nam hem op, gaf hem aan mij. 'Een liefdesbloem.' 'Moet je hem dan niet zelf houden?' 'Ik weet niet. Misschien.' Ik gaf hem aan haar terug. Ik wilde niet dat het stille, tengere meisje zo droevig was. 'Zal je niet meer zo verdrietig zijn?', vroeg ik, toen we opstonden om weg te gaan. 'No, I am happy, I am happy', zei ze. In het Engels. In haar eigen taal kon het niet; Mochtar boos en zij gelukkig. Het begon een beetje te regenen. Een kikker kwaakte boven het zachte geruis uit, toen we over een grindpad het ter rein verlieten. 47 ste jaargang - nummer 2 - augustus 2002 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 9