'Alleen respect, liefde en begrip kunnen vrede brengen' DeL ede van verzetskeldin Coos Ayal dekens en uniformen, maar hoe langer je in de jungle zit, hoe moeilijker het wordt. Op het laatst liepen we allemaal op blote voeten met dezelfde kleren aan. De Japanners joegen constant op ons. We gingen alleen 's nachts op pad. Je moest dan precies in de voetstappen lopen van degene die voor je liep.' Kraclil In de moerassen vocht ze tegen bloedzuigers. Coosje: 'Je moest snel hard wrijven met een stuk groene zeep. Dan gaan ze eraf.' De tijd in de jungle kende vele moeilijke momenten. Maar dat ene moment waar de jonge Coos het bijna begaf, staat nog in haar geheugen gegrift. 'We hadden vijf dagen lang niet gegeten. Mijn benen en voeten waren opgezwollen. Dik door oedeem. De jongens knipten een deel van mijn kleding, zodat ik nog een beetje ruimte kreeg om door te lopen, maar dat hielp niet. Volgens kapitein Geeroms moest de groep me eigenlijk achterla ten, maar dan wel dood. Mijn eigen oom moest me doodschie ten, want koste wat het kost mocht ik niet levend in handen van de vijand vallen. Mijn oom Nahuwae vroeg aan de kapitein of we alleen gelaten konden wor den. We gingen knielend bidden. Met het klein beetje water dat we nog in onze veldfles hadden, ging hij voor in gebed. "Neem een slokje," zei hij "en maak je hoofd en benen hiermee nat." Als door een wonder voelde ik kracht in me terugkomen. Niet lang daarna stapte ik weer met de groep mee, alsof er niets aan de hand was. Verder samen door de jungle en de bergen.' Het leven in het oerwoud was niet makkelijk. In modder en moeras lagen dysenterie, beriberi en malaria op de loer. 'Bij voed selgebrek aten we slangen, slak ken, krokodillen en soms larven. Wat moet je anders.' Veiligheid stond voorop. De groep opereerde verdeeld in drie bivakken, die op afstand van elkaar verbleven. Dit bracht red ding voor de jonge Coos. Op 1 april 1944 werd de bivak van kapitein Geeroms door verraad van een aantal Papoea's door de Japanners overmeesterd. De kapitein werd gevangengenomen en later onthoofd. Dit lot viel alle jongens en ook mevrouw Nahuwae ten deel. Coos: 'Het graf van mijn tante is nog in Manokwari. Met die van kapitein Geeroms.' De wil van God Op het moment van de aanval was Coos bij de rivier om water te halen. Van een afstand zag ze dat kapitein Geeroms en zijn groep werden omsingeld door de Japanners. Ze wist wat ze moest doen: vluchten om te overleven. 'Drie dagen en drie nachten lang rende ik op blote voeten regel recht de jungle in. Ik wist echt niet waarheen. Slapen deed ik bijna niet. Ik leunde soms even tegen een boom om uit te rusten. Met de dauw had ik een beetje water, dat ik op m'n lippen deed. Het was koud. Door de bergen en het woud probeerde ik maar steeds door te gaan. Echt waar, ik wist de weg niet. Ik bad onderweg een gebed zonder einde. God liep met mij. Als door een wonder kwam ik Papoea's tegen, die wisten waar de groep van sergeant Maurits Christiaan Kokkelink was. Dat was de wil van God,' zegt ze berustend. Kokkelink stelde nog aan Coos voor om haar onder begeleiding naar Manokwari te brengen. Coos: 'Nee, zei ik. Ik wil hier blijven doorvechten. Waarop Kokkelink zei: "Jongens we beschouwen haar als een van ons. Behandel haar ook als een jongen, als een van ons." De dis cipline in de groep was en bleef al die tijd goed. Ik heb nooit last van de jongens gehad. Ze steun den me. Bijvoorbeeld wanneer ik moest menstrueren en daarvoor telkens naar de kali ging, kwam ik vaak een beetje chagrijnig terug. Maar dan merkte ik dat de jongens daarmee rekening hiel den.' Coos kreeg als bijnaam Mascootje. 'Als er iets over was, kreeg ik dat meestal wel. Zoals een klein beetje extra rijst of kasbi.' Bevrijding De bevrijding kwam onver wachts. Amerikanen zagen in de haven van Hollandia een Japans schip met kogelgaten. Navraag leerde dat dit zich voor de kust van de Vogelkop had afgespeeld. De militaire leiding concludeerde daardoor dat er een verzetsgroep in dat gebied zou moeten zijn. Drie vliegtuigen werden erop af gestuurd met Nederlandse para chutisten. Een Papoeagids werd ingeschakeld voor de zoektocht. Hij kreeg van de Nederlandse parachutisten een bamboekoker met daarin een brief opgerold in een Nederlandse vlag. Dit was de tweede vlag die ze in jaren hadden gezien. Al die tijd had Coos naast haar bijbeltje, een moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 12