Hier in Californië Bij mijn nicht in Santa Ana, Californië, ligt internationaal tijdschrift De Indo (juli 2002) op tafel. De Indo wordt uitgegeven in Californië en het blad viert volgend jaar 2003 zijn 40- jarig bestaan. Niet vergeten te feliciteren straks. Er is een Indische bibliotheek in Zuid- Californië met al meer dan negenhonderd boeken. Lenen mag, maar niet altijd. Je moet sommige exemplaren ter plekke, aan de Calle Senita, no. 19830, 5de huis aan de linkerkant, inzien. Er wordt een blijvend beroep op de mensen gedaan om hun boeken over Indië af te staan en zo zijn er afgelopen maand vier dozen boeken en verscheidene jaargangen Tong Tong en Moesson binnengekomen. 'Neem maar mee', zegt mijn nicht als ze me in De Indo ziet snuffelen en zo lees ik Herinneringen uit de oorlogsjaren - deel 6, Widodaren, Oost- Java, geschreven door Herbert W. Hall, 26 Santa Clara, CA. Verslag van mijn leven in Prigen, door John Schlechter. Autobiography oftewel Life Review, van Willy Wermuth die de lezer aanspoort zijn/haar memoires te tapen of te schrijven. Het fotoalbum in orde te maken met namen en data... En dan op bladzijde 15 staat 'Zomaar' van Greet Gaudreau. Zij stelt het volgende: 'Wat vooral in De Indo uitkomt is niet alleen de trots Amerikaan of Australiër te zijn, maar het gevoel een thuis te hebben gevonden waar men zichzelf kan zijn. De ruimte, de vrijheid, het klimaat; Indische mensen leven daarin als overgeplant in precies de juiste grond.' Maar nu de Indische Nederlanders in Nederland! Volgens mevrouw Gaudreau, weliswaar onder de paraplu van Wim Willems' De uittocht uit Indië 1945-1995, maar toch, op haar bladzijde: 'De Indische Nederlanders hier in Nederland beschouwen zich niet als migrant, terwijl ze dat in feite wel zijn. Trots op het feit dat men Nederlander is zijn ze evenmin. Simpelweg omdat ze niet als Nederlander worden erkend. Ginds is men trots dat men Amerikaan of Australiër is(...)'. Als je het zo leest zijn de Indische Nederlanders in Nederland eigenlijk een beetje zielenpoten. Hoogste tijd om eens een voordeelkant van de zaak te belichten. De kinderen van mijn nicht zijn schatten, werkelijk waar, maar het zijn Engelstalige Amerikanen. De Indo kunnen ze niet lezen. Wat de leeftijdgenoten van hun ouders, schrijvende abonnees, hebben meegemaakt, is voor hun onbereikbare stof. En je weet pas echt wat bij de gratie van de vergelijking. Er kan nooit iets verrassends gebeuren zoals bij ons in Holland. Mijn kind kan het dagboek van zijn grootvader oppakken en als bron gebruiken voor zijn toespraak bij de Indische Herdenking op 15 augustus. Hij staat met steviger banden in de geschiedenis van zijn familie, want de taal is door de generaties heen eigen gebleven; de klank heeft verankering bewerkstelligd. Dat hebben die 'vrijen' daarginds toch niet. En om op de term 'migrant' terug te komen. Migrant. Emigrant. Het zijn blijkbaar geen prettige woorden. Op Laguna Beach word ik aangesproken door een Indische van wie ik al een tijdje de rug heb gezien. 'Hé, ik hoor Hollands!' Wat ze allemaal gehoord heeft kan me niet schelen. (Dat is trouwens weer typisch Hollands.) Er ontstaat een gesprek over worst halen bij de HEMA, de stad ingaan in Den Haag en saucijzenbroodjes. Ze woont al vanaf 1970 in CA. Naast haar zitten zoon, schoondochter en minikleinzoon. Nee, zij is niet geëmigreerd! De mensen die in de jaren zestig kwamen, dat waren emigranten, maar zij niet. 'Wat is ze dan', zegt mijn oudste neef, de ironische, 'a longstaying tourist?' Jill S t o I k door Ciska Cress 7 wee weken hek ik er al weer opzitten. De tijd vliegt voorbij, vooral omdat ik het hier zo naar mijn zin hek. Vriendschap geslo ten met mensen die mij overal naar toe te krengen waar ik wil. Mijn interesse gaat uit naar horecagroothandels en de pasars waar je verse groenten en fruit kunt kopen. Twee dagen geleden zijn we naar de haven gegaan, naar een vismarkt. Er was een kraam met allemaal verse tonijnen, en werkelijk vers want de vissen spartel den nog. Eén van de tonijnen heb ik gekocht, dat beest woog wel drie a vier kilo. Heb ik onder het kletsen toch weer een mooi recept afgetroggeld van de verkoper. Op de foto ziet u dat de vis vers is, de ogen zijn zo helder. Een grapjas (ook een visverkoper) stond achter mij en haalde een geintje uit. Terwijl ik aan het praten was stond hij met een grote vis te 'spelen'. De vis (het leek wel een kleine haai) was dood maar doordat hij aan de staart zat te schud den, leek het of de vis leefde en wilde happen. En dat allemaal vlak langs mijn benen. Toen ik achterom keek, kwam net die vis omhoog en van schrik sprong ik een meter de lucht in, met mijn jurk opgetrokken. Natuurlijk werd ik uitgela chen, want wie is er nou bang voor een dooie vis. Al met al was het een leuke middag en met een paar nieuwe recep ten op zak zijn we teruggegaan naar het park. Aangezien we uitgehongerd waren, hebben wij de vis volgens recept van de verkoper bereid. Het was best wel veel werk en voor één gerecht was de vis teveel. Dus hierbij twee recepten met tonijn. In Nederland kunt u het beste vragen naar een kleine vis van ongeveer 1000 gram of een paar moten tonijn. Dat scheelt veel schoonmaak werk. moessQn c u 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 14