lliglf I Rood b oel-rje moessQn van Hij een laatste borrel vertelde hij mij zijn verbaal. Hij was naar Indonesië geweest en in Handling nieuwsgierig naar oude, dierbare plekjes op zoek gegaan. Hij vond slechts verwaarloosde huizen, woningen aan het oog onttrokken door ervoor gebouwde wrakkige warongs, gaten in de wegen. Hij kon wel janken, had zo gehoopt iets van zijn jeugd terug te vinden. Op Pasar Haru had hij een hapje willen eten, maar geschrokken van de viezigheid en stank er maar van afgezien. door Klaas Tesser A kiss of the sun for pardon, the song of a bird for mirth. One is nearer Gods heart in a garden, than anywhere else on earth. Het enige gebouw dat nog een beetje de oude grandeur uitstraalde was Maison Bogerijen op de Braga, het stond er warempel nog. Dat hij onbe wust dezelfde plek uitzocht als in 1947 besefte hij pas toen hij eenmaal zat. De tijd stond stil en net als toen bestelde hij aardbeien met slagroom en een kop koffie. Hier had hij haar voor het eerst ontmoet. In Jakarta had hij een heftige astma-aanval gehad door de overstel pende hoeveelheid uitlaatgassen. Pas in de trein naar Bandung was hij weer tot zichzelf gekomen, ook dankzij de voor treffelijke nasi goreng die hij in de res tauratiewagen had gegeten. Hij stak een aardbei in zijn mond. Herinnering? 'Is deze plaats nog vrij?' Een Europese dame op leeftijd keek vriendelijk op hem neer. Ze droeg een bloemjaponnetje op de manier van iemand die het wereldlijke had afge zworen. Hij stond op en zei: 'Maar natuurlijk, gaat u zitten, ik ben maar alleen.' Hij keek haar onderzoekend aan. 'Hoe wist u dat ik Nederlander ben?' 'U ziet er zo Nederlands uit, maar ik wist het niet zeker', zei ze eerlijk. Hij stelde zich voor en zei: 'Ik ben gisteren pas aangekomen en tot mijn grote teleurstelling is er het een en ander veranderd.' 'Ik ben zuster Angélique van de Zusters onder de Bogen. Ik kom oor spronkelijk uit Maastricht maar ik heb jaren hier in Bandung gewoond.' 'Wat brengt u naar deze ooit zo prach tige stad? Sorry dat ik me zo pessimis tisch uitdruk, maar ik kan wel huilen als ik om me heen kijk. De Rivièra van West-Java is niet meer. Ik dacht me werkelijk aan deze omgeving die me zo dierbaar is te kunnen koesteren, maar ik begin langzamerhand te beseffen dat ik het met mijn herinneringen zal moe ten doen.' 'Hetzelfde geldt voor mij', zei ze. 'De werkelijkheid, of wat daarvoor door gaat, is ruim vijftig jaar ouder dan de herinneringen die tijdloos in het geheu gen gegrift staan. Je kunt er in gedach ten in een oogwenk naar toe reizen, dat kost geen enkele moeite, alleen je lichaam houd je met de benen op de grond. Daarom ligt alles wat geweest is vast verankerd in het zuivere denken van de schepping. Weet u, herinnerin gen bewegen zich in een ruimte die niet aan tijd gebonden en goddelijk van oorsprong is.' Ze keek taxerend naar zijn stomver baasde gezicht. 'Sorry hoor, dit soort tijdreizen is een hobby van me, maar gaat u gerust ver der.' 'Vlak voor de kerst van 1947 zat ik ook op deze plaats te genieten. Ik was jong, onervaren, eigenlijk nog een puber. Ik ontvluchtte mijn ouderlijk huis en zocht mijn vrijheid in een koloniale oorlog, die ons werd opgedrongen als een politionele actie. Ik zat aan dit tafeltje aardbeien met slagroom te eten toen zij net zoals u, bij me kwam zitten. U hebt gelijk, herinneringen zijn vol doende, maar de mijne zijn zo intens dat ik een dikke keel krijg als ik er weer aan denk en de omgeving zie, waar ik zo lang geleden deel van heb uitge maakt.' 'Werd u dan verliefd op die vrouw?' 'Wat ik zeker weet is, dat ik toen eigen lijk niet bij machte was om wie dan ook echt lief te hebben. Ik had een week verlof maar dat was te kort om de erva ringen te verwerken die me zo hadden geschokt. Ik was teveel bezig met het zoeken naar mezelf. Maar wat ik wél weet is, dat ze een geweldige steun voor me was.' 'Dan was ze niet de eerste de beste... Leeft ze nog dat u weet?' 'O ja, ik heb haar jaren later weer teruggevonden en mijn vrouw en ik zijn een aantal keer met haar en haar man op vakantie geweest.' 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 22