ijfsters uit ket Damescompartiment door Vilan van de Loo Haar grootste bekendheid bereikte ze in Nederland, maar de basis voor haar jour nalistieke en literaire werk legde Carry van Hruggen in Indië. I)rie jaren verbleef ze op Sumatra. Verliefd, getrouwd en getalenteerd, maar niet gelukkig. 'Henriet voelde zich droevig en moe. De aankomst in Indië was niet opwekkend. Er was niemand geweest om ze af te halen en al hadden ze dat geweten - ze kenden geen ziel in hun nieuwe woonplaats en hun voorgan ger hadden ze met z'n vrouw op Ceylon ontmoet, op thuisreis, 't was toch onaangenaam. Die voorganger had ze van 't stadje en de kleine maatschappij daar al niet veel goeds verteld, maar haar man had gezegd, toen ze alleen waren, dat 't, och, van die Indische zwartgalligheid was, dat hadden al die verlofgangers. Toen, op Ceylon, op 't mooie, welige eiland, waar ze, met 'n groepje guiti ge luitjes van de boot het oponthoud van den stoomer benutten voor een leuke tocht het land in, had ze met Henk mee gelachen om de geelbleeke mopperaar met z'n verflenst vrouwtje en hangerige zanik-kinderen. Maar nu in 't karretje, met den trekkenden, zweet- en regenglimmende Chinees ervoor, wiens gebukten rug ze even maar boven het zeildoek konden zien; geel-vettig vleesch, dat haar wee maakte, dacht Henriet aan het gemopper van den verlofganger terug en bleekjes glimlachte ze tegen Henk, niet tot veel zeggen geneigd. Henk drukte haar hand, en met even, als onwillekeurig een blik op de stomzeulenden Chinees, bukte hij zich naar haar toe en zoende haar. "We zijn er nu gauw, hoor kindje.'" Zo beschreef Carry van Bruggen in het verhaal 'Aankomst in Indië' Carry van Bruggen, rond 1911 (1905) de eerste indrukken van Henriet en Henk de Roode. Een des illusie, meteen al, alle positieve voor nemens ten spijt. Het echtpaar arriveert in de stromende regen en wordt door een Chinees in een kar retje naar het hotel gebracht. Ook dat zal tegenvallen. Een mistroostige geschiedenis is het, die waarschijnlijk sterk autobiografische elementen bevat. 'Wij hadden het land niet lief en zouden er geen innig-lieve vrien den laten', zei Carry van Bruggen over de periode 1904-1907 die zij in Indië doorbracht. Haar Indische romans getuigen daarvan. Het zijn geen opwekkende geschiedenissen die Van Bruggen vertelt, maar zelden zijn hoop en teleurstelling indringen der beschreven. Deli-Courant Carolina Lea de Haan werd geboren op 1 januari 1881, in het Drentse Smilde. Rijk was het gezin De Haan niet, vertelde Carry in een interview: 'Mijn vader was rabbijn, en u begrijpt dat, met het heel groot gezin dat hij bezat, wij heel bekrompen leefden... de positie van zoo'n joodsch leraar in zoo'n klein dorpje is steeds afhankelijk, en 't eigenaardige was dat vader eene bizonder onaf hankelijke natuur had, en wij alle maal.' Dat onafhankelijke bleef, maar het was niet alleen iets prettigs. Het kon ook tot eenzaamheid leiden, wat een van haar broers, de schrijver Jacob Israël de Haan, zou ondervin den. Carry bezocht in Smilde de volksschool en werd later in Amsterdam onderwijzeres. Na drie jaar lesgeven vertrok ze met haar kersverse echtgenoot Kees van Bruggen naar Indië. Dat was nauwe lijks een bewuste keuze. De journalist Van Bruggen had voor Carry zijn echtgenote verlaten en werd daarom ontslagen. Er moesten nieuwe inkomsten zijn; Carry's salaris als onderwijzeres was te laag. Indië bood Van Bruggen een nieuwe kans: hij kon er hoofdredacteur worden van de Deli-Courant te Sumatra. Begin januari 1904 trouwden ze en vertrok ken zowat de dag erop naar de Oost, standplaats Medan. De Indische jaren waren begonnen. Omdat de Deli-Courant onder het hoofdredacteurschap van haar man moessQn A 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 32