dienst en Sonja wilde studeren. 'Maar er was geen geld', zegt Sonja Nolten. 'Omdat ik niet wilde stilzit ten, ging ik zelf tahoe en tempe maken. Dat was hier nog niet te krij gen, maar ik wilde het wél eten, want dat Hollandse eten, dat vond ik niks.' Firma boja Boon Omdat de Nederlanders vonden dat de tahoe en tempe zo stonk, ging de toen 24-jarige Sonja naar een boer in een nabijgelegen dorp. In het schuur tje op zijn erf mocht ze tahoe en tempe maken van de sojabonen die hij verbouwde. De Firma Soja Boon was een feit. Sonja Nolten: 'Mijn man, mijn broers en mijn zwagers verkochten alles dan. We hadden zo'n warung keliling en brachten onze tahoe, tempe, ketjap en sambel naar alle Indischen in Arnhem en omgeving. Maar we kwamen bijvoorbeeld ook in Veenendaal.' Alles liep wel, totdat er in 1962 een ambtenaar naar het schuurtje kwam met het vriendelijke verzoek de handel te staken. Het schuurtje voldeed niet aan de milieueisen, maar de man had nog wel een echt pand leegstaan in de binnenstad. Zo kwam Nolten in het pand op de hoek Eiland/Kerkstraat te zitten. Ze haalde het kruideniersvakdi- ploma, een horecadiploma en liet een zeven meter hoge schoorsteen bou wen. 'Vanwege de geurtjes. Ik was toch bang voor commentaar.' Dat commentaar kwam, en niet alleen verbaal: 'Ken je de film My Blue HeavenZo was het hier ook, in het begin. Mijn ramen werden inge smeten, ik kreeg rotte tomaten naar mijn hoofd. Dat is moeilijk als je uit het interneringskamp bent gekomen en dan hier terechtkomt. Ik dacht bij mezelf: dit is mijn land niet, daar is mijn land niet, mijn land is tussen hemel en aarde.' Rotan Sonja Nolten zet door en in 1962 werd het restaurant geopend op de eerste verdieping. Alles vers gekookt en met eigen receptuur. Ook maakte ze samen met haar man kant-en- klare zakjes boemboes, er kwam een sojafabriek die ketjaps en pinda sauzen maakte en over het hele land distribueerde. In 1980 vertrok Ludwig Nolten naar Spanje om rode pepers te verbouwen voor de sam- bels. De meubels voor de toko kwa men ook uit Spanje. Toen de Nederlandse betrekkingen met Indonesië in de jaren tachtig beter werden, ging Ludwig Nolten weer terug, ditmaal voor zaken. Hij startte in 1984 de rotanfabriek Exofresh in Jakarta en maakte meubels voor de Europese markt. Die meubels wer den tentoongesteld in Rasa Sari. En nog steeds is de inmiddels 74-jarige Ludwig Nolten in de fabriek te vin den. Eens in de drie maanden komt hij naar Nederland, met een contai ner meubels die voornamelijk aan groothandels verkocht worden. De restaurantstoelen uit de Spaanse fabriek werden in de jaren tachtig vervangen door rotan meubels uit Jakarta. Die vertonen na twintig jaar nauwelijks beschadigingen, terwijl toch iedereen erop heeft gezeten. Sommige klanten al toen ze klein waren, en nog steeds nu ze volwas sen zijn. Sonja: 'Veel mensen komen hier al veertig jaar. Jongeren die vroeger met hun ouders kwamen, komen nu zelf om te eten. Maar ook mensen die in Amerika wonen, komen als zij in Nederland zijn altijd hier naartoe. En de nieuwe generatie, natuurlijk. De jongeren noemen me allemaal Mama Son. Een Turkse jongen die hier vaak komt, heeft die naam voor mij bedacht, mama betekent mevrouw in het Turks, vandaar.' 1 erugfloop Het aantal Indische toko's is in de loop der jaren teruggelopen; ze zijn in Arnhem op één hand te tellen. De concurrentie van de moderne, uitge breide Chinese toko's is groot. Bovendien kopen steeds minder mensen de typische tokoartikelen. Djamu's, verse kwee lapis en ondé- ondé, haast niemand vraagt er nog naar. Ook bij Rasa Sari niet. Sonja: 'De oude generatie gaat dood. We merken het beneden in de win kel, daar is het altijd stil. Niemand vraagt bijvoorbeeld meer om koenjit. De nieuwe generatie kookt niet meer. Ze werken allebei, geen tijd. Dat is triest, maar het is zo. Ze komen alleen om te eten.' Om de smaak dan zoveel mogelijk aan te passen aan de klanten, maakt Sonja Nolten veel variaties op de gerechten. 'Dat moet wel, want tegenwoordig zijn er zoveel allergieën of mensen die vegetarisch zijn. Iedereen wil wat anders.' De rendang bijvoorbeeld, is er met en zonder kokos. De kip is heet en niet heet, de orak-arik met en zonder ei. 'Ik doe alles nog met de hand. De kool voor de orak-arik snij ik zelf, de atjar ook. Het is niet lekker als het met de machine is gedaan.' Ondanks de terugloop van het aantal toko's, zal Rasa Rasi voortbestaan. Een opvolgster is er in dochter Shirley Schuit (41). Zij is 'in de toko geboren' en werkt er ook fulltime. Samen met haar man Peter Schuit zal zij de toko overnemen, te zijner tijd. Shirley: 'Elke dag hardwerken, het is geen vetpot. En omdat mijn moeder alles nog op de ouderwetse manier doet, zoals het groente snijden, pro beer ik haar daarin zoveel mogelijk te ontzien. Maar we respecteren mijn moeders manier.' Al is er weinig animo voor de Indische producten en nemen ze in de toko nog maar weinig ruimte in, Rasa Sari zal ze blijven verkopen. 'De Indische spullen', vindt Tante Son, 'die horen er gewoon bij.' Toko Rasa Sari Eiland 8 6811 DC Arnhem Telefoon: 026 - 442 64 84 47 ste jaargang - nummer 3 - september 2002 Toko's in Nederland 43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 43