Uit toeren en familie Bert Paasman en Peter van Resink (1911-1997), wiens verzamelde gedichten in 2001 onder de titel Perifeer en efemeer bij Querido werden uitgegeven, heeft ontroerende her inneringen aan zijn Indische jeugd in poë zie omgezet. Bekend is vooral zijn sonnet 'Baboe Han', waarin de blijvende invloed van de baboe op de Europese kinderen treffend wordt ver woord. Zijn jeugd bracht hij in Yogyakarta door. Han's vader was er hoofdvertegenwoordi ger van een suikeron derneming, zijn moeder was kenner van de Hindoe- Javaanse cultuur. Per auto ging het gezin uit toeren en bezocht onder meer de Javaanse oudheden, ook 's avonds. Aan een van deze tochten is het volgende sonnet gewijd. De kinderen ontging de betekenis van de heiligdommen nog. Nachten met volle manen toen ik nog kind was en we in de auto gingen toeren met open kap, hoe word ik soms bezocht door de gevoelens, die ons toen doorvoeren als we heel in de verte de contouren zagen van de tjandi's van Kalasan en van de Prambanan en van Plaosan namen vol van die a's, die nog ontroeren. Wat wisten wij van Qiwa 's en van Buddha's en van hun drie-ogen en van hun stupa's meer af dan dat zij godsdiensten verbeeldden welke gewoon de tolerantie deelden, die nog steeds voortleeft onder de Javanen en dat al langer dan twaalfduizend manen? Bron: G.J. Resink: Perifeer en efemeer. Verzamelde gedichten. Bijeengebracht en verantwoord door Bert Paasman. Amsterdam: Querido, 2001, pagina 202.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 51