Als je de oorlog niet hebt
meegemaakt, kun je er dan
wel problemen aan over
houden? En moeten die
serieus genomen worden?
In het Sinai Centrum in
Amersfoort vinden ze van
wel. Daar praten Indische
tweede generatiegenoten
over identiteit, ontkenning
en doodzwijgen. Bij sommi
gen van hen zijn de gevol
gen van de oorlog in
Nederlands-lndië nog
dagelijks merkbaar.
door Sheila van Rhoon
De laatste jaren is er steeds meer
aandacht voor de nakomelingen van
oorlogsgetroffenen uit Nederlands-
lndië. Deze tweede generatie is veelal
in Nederland opgegroeid. Om te
overleven probeerden hun ouders het
verleden vaak te vergeten.
Oorlogservaringen, daar wil je je kin
deren niet mee belasten. Maar ook al
wilden ouders hun kinderen sparen,
de oorlog is toch vaak onbedoeld
aanwezig geweest in de opvoeding.
'De eerste generatie praat niet zo snel
over de oorlog', zegt Marian Deen.
Zij is sociaal psychiatrisch verpleeg
kundige bij het Sinai Centrum in
Amersfoort. 'Dat ze er niet over pra
ten, wil niet zeggen dat ze geen
klachten hebben. Oorlogsslachtoffers
hebben vaak nachtmerries, herbele
vingen, angsten en stemmingswisse
lingen. Ze zwijgen over het verleden
of praten er juist veel over. Over het
algemeen kunnen ze hun emoties
moeilijk uiten, zijn wantrouwig en
praten gevoelens weg', legt Deen
uit.
Indische groep
Marian Deen werkt sinds 1975
bij het Sinai Centrum. Dit cen
trum (het heette toen
Apeldoornsche Bosch), is bijna
een eeuw geleden opgericht voor
joodse psychiatrische patiënten en
verstandelijk gehandicapte kinde
ren. Na de Tweede Wereldoorlog
kwamen daar de joodse vervol
gingsslachtoffers bij.
Halverwege de jaren tachtig
meldden zich de eerste slacht
offers van de Japanse bezetting in
Nederlands-lndië. Op de afdeling
ambulant, waar Deen werkzaam
is, heeft maar liefst de helft van
de mensen een Indische achter
grond, tot en met mei 2002
waren dat er 478. Zij komen een
paar keer per maand naar het
centrum onder andere voor
gesprekstherapie. Zes jaar geleden
richtte Deen samen met een
collega de eerste Indo-praatgroe
pen op.
Deen: 'Indo's onder elkaar zijn
anders dan de 'totoks' onder
elkaar. Indo's hebben hetzelfde
verleden, communiceren en voe
len hetzelfde. Ze hebben altijd te
horen gekregen dat ze zich hier
moesten aanpassen, niet moesten
opvallen en goed hun best moes
ten doen. Op doordeweekse
dagen Nederlands en in het week
end Indisch, zeg maar. Hun pro
blematiek bestaat daarom vaak uit
extreme tegenstellingen.'
I weeile generatie
Deens cliënten gaan conflicten uit
de weg of zoeken ze juist op.
Aanpassen aan een ander, relatie-
en identiteitsproblemen zijn
slechts enkele symptomen van de
zogenaamde tweede generatie
problematiek. 'En natuurlijk kan
iedereen deze problemen hebben,
maar het gaat erom waar ze van
daan komen. En dat is in deze
gevallen de oorlog.' Veel tweede
generatielotgenoten kampen met
een loyaliteitsconflict. Zij hebben
immers de oorlog, het kamp en
de bersiap niet meegemaakt.
Deen: 'Het maakt niet uit wat er
aan de hand is, de ouderen heb
ben altijd erger meegemaakt.
Hierdoor schamen veel cliënten
zich ervoor dat zij moeilijkheden
hebben. Ze zijn altijd bang om
oud zeer op te rakelen bij hun
ouders.'
Aanpassen
Wanda Pieters (Jakarta, 1950)
kwam toen ze anderhalf jaar oud
was naar Nederland. De repatrië-
10
moessOn