De oorlog als gezinsgeheim ring had veel invloed op het gezin Pieters. Moeder Pieters vond dat het gezin zich moest aanpassen, dat nam Wanda iets te letterlijk. Haar Indische afkomst heeft ze een groot gedeelte van haar leven ontleend. 'Toen we hier kwamen wilde ik het liefst met Hollandse kinderen spe len. Ik voelde dat ik anders was, maar ik wist niet wat. Het enige dat ik kon zeggen was dat het bij Indischen anders rook dan bij Hollandse mensen. Ik vond het moeilijk te kiezen wat bij me hoorde en wat niet. Ik zette me af tegen Indische dingen. Een pasar malam? Dat vond ik idioot. Ik wilde ook nooit naar Indonesië, wat heb ik daar te zoeken? Als mensen aan mij vroegen waar ik vandaan kwam, zei ik altijd 'uit Alkmaar." Als jongste van negen kinderen kreeg Wanda niet de kans een eigen identiteit te ontwikkelen. Haar vader was ziek, haar moeder vaak weg om voor hem te zorgen, en er waren nog zes andere kinderen, twee broers waren in Nieuw- Guinea achtergebleven. Bovendien liet haar moeder geen emoties zien; Wanda zag haar moeder nooit hui len of erg blij zijn. Toen haar moe der ook nog hertrouwde, sloegen de emoties bij Wanda naar binnen. Wanda: 'Ik kon mezelf niet uitten. Ik leefde vanuit een aanpassing en was altijd zoekende. Doordat ik mijn afkomst ontleende, ontkende ik mijn eigen bestaan. Hoe ik leefde paste niet bij mij, daardoor ben ik mijn houvast kwijtgeraakt.' Gevoelens Werken, presteren en stilzwijgend lijden. Dat is wat Wanda haar leven lang deed. 'Ik kon nooit ontspan nen. Zelfs op vakantie moest ik kilometers lopen. Stilzitten mocht niet. Ik moest altijd presteren maar was nooit tevreden, als er thuis al een vaasje verkeerd stond, voelde ik mij daar ongemakkelijk bij. Ik kom uit de gezondheidszorg en leefde voor mijn werk. Toch beleefde ik er nooit échte vreugde aan, het gaf mij alleen zekerheid en houvast.' Emoties waren ook een probleem voor Pieters. 'Ik durfde me niet kwetsbaar op te stellen, vooral niet tegenover mijn partner en kinderen. Mijn dochter is lange tijd bang voor mij geweest omdat ze me zo'n ster ke vrouw vond die nooit verdriet toonde. Dat deed mijn moeder natuurlijk ook niet. Ik voelde ook geen lichamelijke pijn; ben wel eens in slaap gevallen met een kruik op mijn voet, de volgende ochtend werd ik wakker met een brand wond. Niets van gemerkt.' Harmonie Wanda is na dertig jaar gezond heidszorg en twee burn-outs gestopt met werken. Ze koos er voor om aan zichzelf te werken. De opluchting was groot toen ze in 1998 bij het Sinai Centrum kwam en anderen zag met dezelfde pro blemen als zij. 'Die herkenning. Ik dacht: Oh God, ik ben dus niet alleen. Het gaat nu beter met me, ik voel me geen Indisch slachtoffer meer. Het Indische meisje en de Hollandse vrouw mogen er allebei zijn. Ik begrijp mijn moeder, en daardoor mezelf steeds beter. Mijn moeder heeft geleerd te zwijgen, ik heb mezelf geleerd te spreken. Als mensen nu aan me vragen waar ik vandaan kom, zeg ik trots Indonesië.' Aanmeldingen Tot en met mei 2002 bestond ongeveer de helft van de 478 aanmeldingen bij het Sinai Centrum uit mensen van de tweede generatie; geboren na de oorlog. De groep is te verdelen in: de eerste generatie (216), de tweede (205) en de derde (11), maar ook partners (46) van de eerste en tweede generatie. Er zijn meer vrouwen (268) dan mannen (210), maar elk jaar komen er meer mannen bij. moessQn 12 J

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 12