Niet van hier?
In de jaren '60, in de bus in Den Haag,
staanplaats, trekt een jongen van een jaar of
twaalf z'n ogen aan de buitenkant schuin
omhoog. Per oog heeft hij de drie middelste
vingers nodig om het gewenste effect te
bereiken en tijdens gebaar en eindstand kijkt
hij mij aan. 'Dat heb jij,' bedoelt hij. Of: 'Dat
ben jij.' Leuk vind ik het niet, maar ik zie ook
wel dat hij een produkt van z'n opvoeding
en milieu is en reageer stoïcijns. Begin jaren
'60 wil je natuurlijk niet anders ogen dan de
meeste mensen om je heen. Veel later in de
jaren '80, tijdens een wandeling rond het
Tobameer, is er die waronghouder. Een vrij
tandeloze veertiger die me bekijkt terwijl ik
zijn hete thee probeer te drinken. 'Japan or
China?' vraagt hij mij. Tegenwoordig zou ik
zeggen both en het voorval direct weer
vergeten. Toen: op dat moment maakt mijn
geheugen een foto. Hij in z'n witte singletje
en ik een overhemd met lange mouwen
tegen de zon. Zonnehoed op. Gevloerd
door de warmte. Een toeriste. In drie
woorden verdreven uit het land waar een
deel van mijn voorouders vandaan komt. Ze
herkennen me niet in Indonesië. Ligt
natuurlijk aan mijn ogen. Die jongen in de
bus destijds heeft het goed gezien.
Maar nu in Californië. Als ik om me heen kijk
in het Los Angeles gebied zie ik Chinezen,
Vietnamezen, wat Mexicanen en natuurlijk
Amerikanen. Mijn nichtje is getrouwd met
een echte Amerikaan. Zijn grootvader komt
uit Ierland. Je ziet het voor je. Net als op de
Titanic zie je die stoere opa in de onderbuik
van het schip dansen en zingen op een alles
en iedereen meeslepend ritme. Zo vaart de
boot naar de West. Hij, de man van mijn
nichtje, sheriff is hij, is breed gebouwd, kort
geknipt en kijkt rustig uit zijn grijze ogen.
Echt, hij kan zo bij de film. Hij is trots op die
Ierse grootvader. Maar de beste sheriff laat
wel eens een steekje vallen en als onze
gezinnen elkaar op Seal Beach Boulevard
zullen ontmoeten heeft hij zijn cellphone niet
bij zich en kan ons niet naar hun stekje
begeleiden. Wij zijn voor het eerst op die
boulevard en om ons heen kijkend, in de
hoop hun auto te zien, komen we aan bij
River's end, een restaurantje uit een
westerndecor weggehaald. Hier houdt de
weg op en we geloven het verder wel. We
gaan hier op het terras ontbijten met uitzicht
over dat hele brede strand (breder dan
Scheveningen) waarvan het laatste stuk
oploopt zodat we de vloedlijn niet kunnen
zien. Na het ontbijt installeren we ons net na
die hoogte en nemen de extra zuurstof op
die over de oceaan wordt aangevoerd.
Als ik langs de kustlijn ga wandelen blijken
er hopen mosselen te liggen en mijn
raapwoede slaat toe. Alleen de grootste.
Het is ondertussen druk geworden en er
mogen dan veel mensen wonen in dit stuk
van de U.S.A.; ze willen er niet eentje
missen. Om de 150 meter staat een grijs
huisje op palen met een strandwacht. Kom
daar maar eens om aan het Zuiderstrand in
Scheveningen. En dan roept iemand naast
mijn mosselbedje: 'Waarom verzamelt u
ze?' 'Om ze te vergelijken met de mosselen
in Holland. Volgens mij zijn deze grover van
ribbel en ze zijn groter. Ik neem er maar vier
mee.' Hij mocht eens denken dat ik de kust
van z'n bewoners beroof. Maar daar gaat
het deze sportief geklede keurige man niet
om. Hij zit daar zo genoeglijk in zijn eentje,
ik herken dat, en hij zegt: 'Bent u niet van
hier?' Stomverbaasd. Als ik verder loop
roept hij me na 'God bless you.' En
werkelijk, van de eerste opmerking ben ik
niet onder de indruk, maar van die laatste
wel. Het klinkt zo hartelijk en zo gemeend.
Jill S t o I k
door Ciska Cress
Een paar maanden geleden
heb ik u beloofd iets over mijn
nieuwe boek te vertellen. Over
twee weken komt mijn boek
Selamat Makan uit. Ik ben er
best wel trots op, want de
recepten die ik vorig jaar in
Indonesië verzameld heb, zijn
voor een groot deel door mijn
moeder vertaald.
Ik ben alle mensen die mij met de recep
ten geholpen hebben en vooral Maria
Martha Poemariandho uit Yogyakarta
zeer dankbaar. Bijna elke week stuurde
zij mij recepten toe. Ook was zij degene
die mij naar diverse thuisfabriekjes in
Yogyakarta gebracht heeft.
Veel recepten heb ik in Moesson al gege
ven, maar toch hoop ik dat u mijn nieuwe
boek wilt kopen. Op de eerste plaats zou
het niet eerlijk zijn om de baten van dit
boek voor mezelf te houden. Want ik heb
veel gelachen in Indonesië, maar soms
kon ik ook wel huilen. Dat is de andere
kant van het land en de bevolking; een
lachend gezicht wil niet zeggen dat je geen
honger hebt. De financiële omstandighe
den zijn voor velen erbarmelijk, en dat
wordt alleen maar erger naarmate de eco
nomische malaise aanhoudt. Ook daarvan
heb ik kennis genomen, hoe kon ik anders.
De opbrengsten van dit boek zijn dan ook
bestemd voor goede doelen in Indonesië,
voor de mensen die het echt nodig heb
ben. Ik hoop dat met deze wetenschap de
gerechten u nog meer zullen smaken.
Waar ik ook blij mee ben, is het voor
woord van Riem de Wolff. Toen ik Riem
vroeg of hij een voorwoord wilde schrij
ven ter ondersteuning van het boek, was
hij meteen enthousiast. In de afgelopen
jaren heb ik veel Indische kookboeken
geschreven. Ik benadruk het woord
Indisch, omdat de recepten vooral
geschreven werden volgens de traditie
waarin mijn moeder en tantes het vroeger
geleerd hebben. Familierecepten derhalve,
die ik via mijn boeken geprobeerd heb
aan een groter publiek bekend te maken.
moessQn
14