De jongen met bretels is de schrijver van dit stuk. wou dat nummer hebben - deerde de hoofdcommissaris niet. 'Dat kan mij niks verdommen', bromde hij dan. Ik was er trots op een vriend te hebben wiens vader zo belangrijk was. De vader van Rob was een mooie, grote man. Op 31 augustus, de verjaardag van de koningin, stond hij naast de gou verneur op het bordes van het paleis. Gekleed in zijn witte uniform met witte veren op zijn tropenhelm luis- vertellen had en bijzonder opkeek tegen de andere jongens, de echte djago's, had ik wel een plezierige tijd. Met een van die jongens, Rob was zijn naam, was ik zelfs hele goede vrienden geworden. Rob was de zoon van de hoofdcommissaris van politie in Solo. Zijn vader reed in een auto met AD 13 als kenteken. De gouverneur had num mer één, de resident nummer twee en zo ging het verder. Dat dertien een ongeluksgetal was - niemand anders terde hij naar de aubade uit Kun je nog zingen, zing dan mee die wij op het plein voor de hoge dames en heren zongen. I jap djempol Wij hadden het ook goed getroffen met de klassenleraar. Een vriendelijke man. Tijdens de les liet hij zich eens ontvallen dat hij thuis elke woensdag rabarber kreeg. 'Hoi, hoi,' riep een jongen achter in de klas. Het was 47 ste jaargang - nummer 4 - oktober 2002 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2002 | | pagina 19