Thaise kelner of er rabarber was. Hij
begreep mij eerst niet, maar zei dat
hij niet geloofde dat het er was.
'Rabarber. Wat is dat?' vroeg mijn
reisgenoot heel verbaasd. Hij keek
me vragend aan en had bewondering
in zijn ogen omdat ik iets wist wat hij
niet wist. Ik voelde mij een man van
de wereld. 'Nou dat is echt heel erg
lekker.' Ik stak allebei mijn duimen
naar hem op. Jammer van die rabar
ber anders was het diner volmaakt
geweest.
Toch misten we de rijst en de sam
bal. Het gekraak en het geknabbel
aan de kroepoek. De geuren van
onze kruiden. Wij vroegen dezelfde
kelner weer of we misschien ook rijst
konden krijgen. Hij keek me ver
schrikt aan en zei: 'O nee meneer!
Rijst is alleen voor ons bedienden.'
Dat was een kleine tegenvaller. We
konden er niet lang om treuren. Een
andere keer beter misschien. Het
hotel was zo mooi en het was zo
feestelijk. We dachten dat we in
Holland iedere dag zo te eten kregen.
Glazige uien
De eerste avond in het kosthuis in
Den Haag zal ik ook nooit meer ver
geten.
Tegen etenstijd werd ik gevraagd aan
tafel te komen. Alles zag er heel
gewoon uit. Op de tafel lag een fel
gekleurd laken. Er lagen vier witte
borden met een mes rechts, een vork
links en een kleine lepel achter het
bord. Het was in elk geval over
zichtelijk. Ik kon me hier niet ver
gissen.
Midden op tafel stonden drie dam
pende schalen. Een met gekookte
bloemige aardappelen, een tweede
met een bruine drab. Die bruine
drab bleek hachee te zijn met veel
gebakken, glazige uien. In de derde
schaal zat een soort transparante
gelei die ik niet thuis kon brengen.
Zwijgend werd van de schalen
opgeschept en ik keek goed hoe
alles ging. Eerst de aardappelen.
Daarna de onbekende substantie
die wat slijmerig aan deed. Daar
over werd ten slotte de hachee
gekwakt.
Kent u dat niet?
Ik deed hetzelfde en nam een hap.
Heel voorzichtig liet ik het slijmeri
ge goedje in mijn mond zakken.
Mijn mond trok samen van de
combinatie van zoet met zuur. Het
smaakte afschuwelijk maar ik liet
niets merken. Ik vroeg: 'Wat is dat
als ik vragen mag?' De hospita ant
woordde verbaasd: 'Dit is rabarber.
Kent U dat dan niet?'
Rabarber, rabarber. Opeens zag ik
het gezicht van Rob voor me die zo
dol op rabarber was. Ik dacht aan
het moment dat hij zijn twee dui
men opstak tijdens de les en dat hij
die avond bij de leraar rabarber
mocht eten. Jarenlang was ik jaloers
op hem geweest voor dat ene
moment.
Vette jus
'Potztausend,' vloekte ik binnens
monds toen ik de volgende hap van
die slijmerige drap probeerde door
te slikken. Potztausend. Ik zag zijn
vader voor me. De hoofdcommis
saris van politie uit Solo. Alle beel
den van die stoere belanda's in hun
witte toetoep jassen en hun tropen
helmen begonnen voor mij in
elkaar te donderen. Al die tuan-
tuan met hun aanstellerijen die over
heel Indië heersten. Mijn beeld van
Nederland als culinair walhalla ver
kruimelde in mijn handen.
Later, veel later heb ik op mijn
bord nog meer te incasseren gekre
gen. Vooral in de studentenmensa.
Stampot boerenkool, vette jus met
kaantjes. Hutspot van winterpenen
met uien en worst. Allemaal knol
gewassen! Ik kreeg oprispingen en
werd er winderig van. Potztausend.
47 ste jaargang - nummer 4 - oktober 2002