Een geslaagd project. Zo noemt Hans Meijer de serie De
Japanse bezetting in dagboeken. Onlangs verscheen deel
vier uit deze serie over kamp Tjima 4. In dit boek is veel aan
dacht voor de relatie tussen Indo's en 'totoks' in het kamp.
Een recensie van het boek en de serie tot nu toe.
door Hans Meijer
Na de boeken over vrouwenkamp
Ambarawa 6, de krijgsgevangen
kampen aan de Birma-
Siamspoorlijn en het leven buiten
de kampen is er nu een boek over
het (burger)mannenkamp Tjima
4 aan de serie toegevoegd. Om de
kracht en de meerwaarde van de
dagboekenreeks te expliciteren is
het laatste deel een goed voor
beeld. Het ook nu weer voorbeel
dig geredigeerde boek is
samengesteld uit zes dagboeken
en een kampcorrespondentie,
kort na de Japanse capitulatie
opgesteld. Tjima 4 was in menig
opzicht een bijzonder kamp. Het
kamp ontstond pas in februari
1944 na een samenvoeging van
meerdere kampen. Evenals alle
andere interneringskampen was
het overvol en liepen de spannin
gen tussen de bewoners - een
gemêleerd gezelschap - vaak op.
Het is interessant om te zien dat
in Tjima relatief veel Indo-
Europeanen verbleven (ongeveer
3.000 op een totaal van 11.000),
terwijl het algemene beeld bestaat
dat slechts een kleine groep
Indo's geïnterneerd is geweest.
Vreemd genoeg draagt de samen
stelster Mariska Verheijen-Van
Bruggen bij aan dit onjuiste
beeld. Abusievelijk stelt zij dat de
Indo-Europese gemeenschap op
Java niet in het kamp hoefde
omdat zij door de Japanners tot
de groep der Aziaten werd gere
kend. In het licht van het deel
over het leven buiten de kampen
van Jeroen Kemperman is dit een
wat merkwaardige opmerking.
Foutje:
samenstelster
schrijft dat
Indo-Europeanen
op Java
niet in het kamp
hoefden
Want de Japanse bezetter had
geen eenduidig beleid ten aanzien
van de internering van Indo-
Europeanen. Maar dit is de enige
fout die ik heb kunnen ontdekken
in de overigens zeer heldere inlei
ding die aan de dagboekfragmen
ten vooraf gaat.
Vooroordelen
Bijzonder aan dit deel is dat de
verhoudingen tussen Indo's en
totoks meer ter sprake komt. Het
blijkt duidelijk dat de twee groe
pen veelal gescheiden van elkaar
leefden en aparte kongsies vorm
den. Helaas zijn de geselecteerde
dagboekschrijvers import-
Europeaan en geven zij alleen
vanuit blank oogpunt een impres
sie hoe tegen de gemengdbloedige
medekampbewoners werd aange
keken. Het zou prachtig zijn
geweest wanneer ook van Indo
zijde het kleuronderscheid kon
worden belicht. (Telkens weer
vraag ik mij af waarom Indo-
Europeanen niet schreven. Waar
zat hem dat nu in? Wellicht in
hun doorgaans lagere opleiding?)
Hoe dan ook, in de afgedrukte
dagboekfragmenten komen de
blanke vooroordelen en racisti
sche opvattingen jegens de Indo's
pregnant naar voren, waarbij het
feit dat in het kamp een Indische
groep van 'collaborateurs' een
hoofdrol speelde, het wederzijds
wantrouwen zeker zal hebben ver
sterkt. In tegenstelling tot andere
kampen speelde in Tjima niet
zozeer totoks, maar vooral Indo-
Europeanen een hoofdrol in de
kampleiding. De van inheemse
afkomst, maar in Europees milieu
opgevoede P. van den Eeckhout
met zijn vooral uit Indo-
Europeanen bestaande pro-
Japanse PAGI-aanhang nam
hierbij een voorname plaats in.
Van den Eeckhout werd bijge
staan door NSB-ers, van wie het
hoofd opvallend genoeg ook een
Indo-Europeaan was (en dat ter
wijl de NSB sinds de jaren '30
weinig moest hebben van niet-
arische leden)
moessQn
Een waardevolle d;
22