1 I
De reis
'Nadat mijn vader, KNIL-militair
Douwe van der Wal, terug was gegaan
naar Sumatra, ben ik nog een aantal
weken in een kindertehuis in Batavia
gebleven. Mijn oom Bernhard kwam
in die tijd regelmatig langs om me mee
uit te nemen. Hij reed op een prachti
ge legermotor. We toerden samen
door Batavia en gingen naar het huis
van mijn ouders in de buurt van Pasar
Baroe.
Uiteindelijk ging ik samen met vele
anderen aan boord van de Kota Baroe
om de lange reis naar het verre
Nederland te beginnen. Mijn vader
had me op het hart gedrukt om mijn
identiteitsbewijs - waarvan ik nu nog
slechts de foto heb - alleen af te geven
aan meneren met een pet. Zo ging dat
in die tijd. Omdat ik alleen was, zou ik
begeleid worden door een mevrouw
van de repatriëringsdienst. Deze had
blijkbaar andere zaken aan haar hoofd
want ik heb haar de hele reis niet meer
gezien. Een grote blonde Hollandse
mevrouw met drie kinderen zag me
alleen rondscharrelen en ontfermde
zich over mij. Ik moest bij haar en
haar kinderen komen slapen. Ik mocht
in het onderste bed, een soort
stretcher. Ook tijdens de wasbeurten
en de maaltijden hield deze mevrouw
mij onder haar hoede. De warme
maaltijden bestonden uit gekookte bie
ten, bieten en nog eens bieten.
Vreselijk. Het leek wel of alle ruimen
van de Kota Baroe volgeladen waren
met bieten. Het heeft lang, heel lang
geduurd voordat ik weer bieten lustte.'
'Tijdens de reis liep ik veel over het
dek waar ik vaak dezelfde mensen
tegenkwam. Eén daarvan was een
grote, wat oudere heer met een hoedje
op en een tropenpak aan. Op een dag
werd er een begrafenisdienst gehou
den. Ik heb alles gevolgd. Ik hoorde
dat het de meneer met het hoedje was,
die een zeemansgraf had gekregen.
Ik heb prachtige zonsondergangen
gezien waarbij de zon als een vuurrode
bol in de zee verdween. Ik kan me niet
herinneren waar wij onze warme He
ren hebben gekregen, maar later is
duidelijk geworden dat dit in Ataka
moet zijn geweest. De laatste week
voor aankomst in Rotterdam was ik
ziek geworden en opgenomen in de
ziekenboeg. Al gauw kwam ik erachter
dat de zieken misschien wel naar een
ziekenhuis vervoerd zouden worden.
Dat kon natuurlijk niet. Ik moest
immers naar mijn oma in Friesland.
Dus zei ik tegen iedereen die het maar
horen wilde, dat ik echt beter was. Ik
moest en zou de bus naar Friesland in.'
Naar Friesland
'Mijn plan lukte. Ook de lieve
mevrouw en haar drie kinderen stap
ten in de bus naar Friesland. Hun
naam kende ik niet, maar ik wist wel
dat ze naar de plaats Bergum moesten.
Ikzelf ging naar Huizum - nu
Leeuwarden - waar ik liefdevol ben
opgenomen door mijn opa en oma. Zij
waren toen al zestig jaar. De mevrouw
uit Bergum stond in de deuropening
van de bus en zwaaide bij het wegrij
den. In de koude voorjaarswind zwaai
de ik terug. Hoog in de sterke armen
van oom Bote - de jongste broer van
mijn vader - moet ik "terima kasih,
lieve mevrouw" gefluisterd hebben.
Door de jaren heen heb ik de herinne
ring aan die mevrouw uit Bergum met
me meegedragen.'
Tot zover de herinnering van een klein
Indisch meisje, nu een mooie vrouw
van 63 jaar, moeder van drie kinderen
en trotse oma van vijf kleinkinderen.
Recentelijk ben ik in het bezit geko
men van een passagierslijst van de
Kota Baroe. Eén van de interessantste
aspecten van deze lijst is dat bij de
naam van de passagiers, ook de
bestemming staat vermeld. Tot mijn
grote verrassing vond ik bij de letter T,
passagiersnummers 583, 584, 585 en
586, mevrouw
T. Tabak-Woudstra en haar drie kin
deren A, J, en W. Hun plaats van
bestemming was Bergum. Ik besloot
een zoektocht naar de familie Tabak te
beginnen. De in het telefoonboek ver
melde Tabakken, in en rond Bergum,
kenden het verhaal niet. De naam
Woudstra bood ook geen zicht op suc
ces. Mijn speurtocht vlotte niet erg. Ik
had eens gelezen dat de hoofdredac
teur van het marinemagazine Alle
Hens ene Wiebren Tabak was.
Proberen dus maar. 'U spreekt met
Wiebren Tabak, waarmee kan ik u
van dienst zijn?'
I
Familie 1 al>aF
'Ik ben op zoek naar een familie
Tabak, in 1947 met de Kota Baroe
vanuit Indië naar Nederland gereisd.
Herkent u dit verhaal?', vroeg ik. 'Het
zou wel eens om mijn moeder kunnen
gaan, ze had toen drie kinderen, ik
ben in Nederland geboren.' Ik beloof
de kopieën van alle documenten die ik
had op te sturen, plus een kopie van
het in Moesson augustus 2000
geplaatste verhaal 'Passagier 644'.
Een paar dagen belde Wiebren Tabak.
Hij had alles ontvangen, kopieën
gestuurd naar zijn broer en twee in
Australië woonachtige zussen.
Een week later kreeg ik John Tabak (63
jaar)aan de telefoon. Een lang en har
telijk gesprek volgde. We ontvingen
een foto uit 1941 van mevrouw Tabak
en twee van haar kinderen, Adrie en
John. De foto bracht geen herinnerin
gen terug, maar bevestigde wel het
beeld dat Marty van mevrouw Tabak
had.
Weer enige tijd later stond op ons ant
woordapparaat in Baarn, vanuit
Australië, de stem van Adrie de Boer-
Tabak, de oudste van de kinderen
Tabak. Zij herinnerde zich de reis met
de Kota Baroe nog heel goed en kon
veel van de versnipperde herinnerin
gen, de begrafenis op zee, het uitdelen
van de kleding in Ataka, het slapen op
de stretchers en het eten van bieten,
bevestigen. Zij vertelde dat zij in de
verpleging had gewerkt bij de BAVO,
de repatriantenopvang in Baarn, onze
woonplaats, de voorloper van het late
re Indische verzorgingshuis Patria.
Wij hebben Adrie intussen een aantal
keren telefonisch gesproken. Een
warm en hartelijk contact. De cirkel is
rond en de snippers herinneringen
krijgen een definitieve plaats in het
familieboek.
47 ste jaargang - nummer 5 - november 2002
35