Een Arabische tulband l3 FompJÉ'E IA I 1 I III I PEBISBIBB Net als de meeste mensen ben ik geen liefhebber van slangen. Ze zijn me te geruisloos en hebben zo'n nare manier van kijken. Bovendien heb ik aan die gladjanussen erg vervelende herinneringen overgehouden. Tot de griezeligste voorvallen behoren tante Ella's ontmoetin gen met groene boomslangen in de grote achtertuin van ons huis in Meester Cornelis. Tante Ella was een zus van ma en een imponerende ver schijning. Voor een Indisch meisje was ze erg groot en fors, bovendien had ze ramboet djagoeng en allemachtig veel sproeten. Ook was ze erg modern, want ze liep vér voor de oorlog al in shorts rond. Dat weet ik nog door die witte benen van haar. Als de zon daar op scheen deed dat pijn aan je ogen. Tante Ella was trouwens erg lief, al stond ze haar mannetje en was ze niet het type vrouw dat in onmacht valt voor de eerste de beste tjatjing. Ruitmotieven De eerste slang had eigenlijk totaal geen schuld. Hij hing alleen maar in ma's moestuintje in zo'n stellage voor katjang pandjang te soezen en had ken nelijk niet in de gaten dat tante Ella bonen aan het plukken was. Baboe had toevallig niks te doen en zat gewoon op haar hurken naar tante Ella te kijken. Niks aan de hand, totdat baboe die slang zag. Hij hing perfect gecamou fleerd nissen de groene bonen op nog geen meter van de al plukkend naderbij komende tante Ella. Baboe schrok zich dood, ze sprong op, wees in paniek naar de slang en wilde tante Ella een waarschuwing toeschreeuwen. Helaas was ze door de schrik haar stem kwijt en kon ze alleen maar een schor geblaf uitstoten. Volgens ma had tante Ella toen zo'n compassie met haar, dat ze meteen was opgehouden met plukken. Had ze baboe zorgzaam op de rug geklopt en haar gezegd dat ze wat moest doen aan die gemene batoek van haar. Baboe moet toen alleen maar hebben staan knikken en klappertan den. Dat is het eerste gedeelte van het verhaal. Het tweede gedeelte is nog akeliger. Als ik het wel heb, moet tante Ella na dat korte oponthoud vrijwel direct haar plukwerkzaamheden heb ben hervat, alsof er niks gebeurd was. Eigenlijk was er ook niks gebeurd, nog niet. Omdat het inmiddels twaalf uur was geworden en de zon recht boven haar hoofd stond, had tante Ella een hoed opgezet. Zo'n breedgerande, waarmee sommige dames zich vroeger tooiden om te voorkomen dat ze net zo'n bruin gezicht kregen als een inlandse. Er was geen slang meer te bekennen, baboe zat weer gehurkt op haar eigen plekje en tante Ella ging aan de slag. Weer was er niks aan de hand, totdat er een slang uit de grote keta- pangboom vlakbij het moestuintje mi- melde. Baboe zag hoe het dier door de lucht wentelde en op tante Ella's hoed dreigde te vallen. Ze sprong nogmaals op om tante Ella te waarschuwen, maar omdat ze haar stem nog steeds niet terug had, klonk er weer alleen maar een schor geblaf. Tante Ella schrok wel iswaar van het ding dat op haar hoed viel, maar koelbloedig als ze was rukte ze de hoed van haar hoofd en sloeg die kordaat tegen haar blote been af. Slang mampoes in de struiken. Tante Ella staakte ook meteen haar gepluk en zei baboe dat ze een leeg flesje moest halen. Kreeg ze een beetje van de hoestdrank die ma altijd in het medi cijnkastje had, tegelijk met het advies dat ze zich niet zo druk moest maken. Of het dezelfde slang was geweest als die uit de katjang pandjang stellage, wist ma niet en of die geweldige soe- jang van tante Ella hem noodlottig was geworden ook niet. BlacU-out De derde en laatste confrontatie met het slangengebroed vond plaats toen tante Ella alweer was teruggekeerd naar haar eigen goeboek in Bogor. Deze keer was ik er jammer genoeg wél bij. Omdat baboe inmiddels ziek was geworden, was ma het meubilair op de achtergalerij zelf aan het afstoffen met een plumeau, zo'n stuk rotan met kip- penveren eraan. Ik zat op de onderste tree van de trap naar haar te kijken. Alles ging goed, totdat ma bij de grote houten ijskast met de dikke kluisdeuren kwam. Ze vloog met de plumeau over de bovenkant, de voorkant en de zij kanten, maar toen ze bij de onderkant kwam ging de rem er ineens op. Ze kwam niet verder dan een paar centi meter. Ik zag hoe ze in haar ongeduld een paar keer flink met de plumeau onder de ijskast porde en zich toen bukte om te kijken wat voor obstakel haar plumeau tegenhield. Dat had ik haar ook wel kunnen vertellen, want ik zat nog geen twee meter van die ijskast af en kon goed zien dat het een Arabische tulband was. Dat ding was donkerbruin en rondom versierd met grote lichtbruine ruitmotieven en een heleboel vlekjes. Omdat tante Ella er niet meer was, heeft onze kebon toen die opgerolde slang met pa's wandelstok onder de ijs kast vandaan gesleurd en met een dikke stok hartstikke dood gemept. Ik heb ma nog wel moord en brand horen roepen maar van dat geknuppel en de rest heb ik niks gemerkt. Dat kwam door een acute black-out. Mijn zus Gon beweert dat ma en de kebon me toen naar de divan op de achtergalerij hebben gepie- keld, en dat ik daar uren met zo'n rub beren zak met gestampt ijs op m'n voorhoofd heb gelegen. Nogal logisch, als je als vierjarige zoiets ergs mee maakt. Daarna liep ik ook altijd met een grote boog om die verrekte ijskast heen. moessQn 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 16