Maria Dermoüt (1888-1962) Schrijfsters uit het Damescompartiment door Vilan van de Loo 'Tot het twaalfde jaar en daarna van het zeventiende tot vijfen veertigste jaar (met korte onderbrekingen) in Indië geweest.' Dat antwoordde Maria Dermoüt op een vraag in een enquête onder schrijvers in 1952. Deze uitspraak is vaak geciteerd, omdat hierin het wezen van haar werk aanwezig is: Indië, weg gaan, verlangen, en vaag een klank van dat andere: berusting, zoals die ook doorklonk in het motto van haar De tienduizend dingen: "Wanneer de 'tienduizend dingen' gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot het begin en blijven waar wij altijd geweest zijn." Maria Dermoüt werd geboren als Helena Anthonia Maria Elisabeth Ingerman. Java, 15 juni 1888, op de suikerfabriek Tirto bij Pekalongan. Later woonde ze op de suikerfabriek Redjosari, te Madioen. In deze jaren was zij eenzelvig. Haar vader werkte, haar moeder heette overleden te zijn. Het hertrouwen van haar vader bracht geen geluk: de Duitse stief moeder kon het niet vinden met het meisje dat zij huisonderwijs moest geven. Later vertrok Maria naar een kostschool in Semarang; daarvan daan reisde ze in 1900 naar Nederland, nauwelijks twaalf jaar oud. Zo jong als zij was, bleken haar eerste indrukken onuitwisbaar. In Nog pas gisteren (1951) keren die terug als zij het jonge meisje Riek beschrijft. Ook Riek moet naar Nederland: "Er was zoveel: behalve de mensen, ook het andere dat zij liefhad - haar plaats op aarde tot nu toe -, het grote huis met de witmarmeren vloer, en de zwarte ster, en de gouden vogels op de tochtdeuren, de zwarte ommuurde aiin, alle bomen, alle bloemen, - de berg -, de Lawoe ach ter het tuinmuurtje. Alle andere ber gen, zij kende ze nu alle goed uit haar hoofd. Java en zijn blauwe bergen, en de blauwe zee er omheen. In het noor den de Javazee, in het zuiden de Zuidzee, links straat Soenda, rechts straat Madoera, zoals het stond op de kaart in de leerkamer. Zij moest tijd hebben om het alles te verliezen." Biografie In Nederland woont Maria aan de Leidsevaart in Haarlem, naast het gezin van de familie Brouwer. Tussen Maria en de jongste zoon Aldert Brouwer ontstaat een innige band die lang zou blijven bestaan. In de loop der jaren blijft ze proberen de liefde die zij voor hem voelt, waar dig te blijven. In haar dagboek schrijft ze: "Juist daar, waar wij het meest kwetsbaar zijn, zo open voor verdriet! het te ondergaan of aan te doen, zijn wij zonder keuze, en geheel hulpeloos. Het is er! of het is er niet! 'We are selected into love', en we kunnen er geen krummel aan toe of afdoen." Dat citeert Kester Freriks is zijn grote Dermoüt-biografie Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoüt (1888-1952) (Amsterdam, 2000). Kester Freriks heeft deze regels zelf mogen lezen in Maria's dagboek. Maar vertedering om deze trotse vrouw, die zo kwetsbaar durfde te zijn in haar liefde, die vertedering voelt hij niet. Tussen de regels door blijkt dat hij haar niet wil of kan begrijpen en haar gedrag afkeurt. Een ontmoeting tussen Maria Dermoüt en Aldert Brouwer legt hij in haar nadeel uit: "Brouwer deed of hij haar niet zag" (pag. 293). Even verderop heet het: "Geluk, en dan vooral: liefdesgeluk, obsedeerde haar" (pag 296)Daarna: "vertwijfeld hield zij, misschien wel haar leven lang, van een onbereikbare man" (pag. 310). Zo zijn er meer suggesties dat Maria Dermoüt een ongezonde fas cinatie had voor deze Aldert Brouwer. Ondanks haar gevoelens moessQn 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 16