M. Flach E Rumawas (ed.):
Plants yielding non-seed carbohydrates, PROSEA 9,
Leiden: Backhuys Publishers, 1996.
K. Heyne: De nuttige Planten van Indonesië.
dl. 1 2, Bandoeng: W. van Hoeve, 1950.
J.J. Ochse R.C. Bakhuizen van den Brink:
Vegetables of the Dutch East Indies,
Amsterdam: Asher, 1980.
Setyati Sastrapradja (e.a.): Root and Tuber crops,
Rome: I.B.P.G.R., 1981.
Is vervolg op mijn serie over vruchten en
over kruiden, nu een serie over eetbare
knollen. Dit zijn, meest onderaardse, zet
meel houdende delen van planten. Ze worden
rauw, gekookt, gestoomd, gepoft of gebakken
genuttigd.
Evenals in de twee vorige series is de behandeling
alfabetisch per familie. De belangrijkste knol
producerende soorten worden geïllustreerd en
worden uitvoeriger behandeld dan soorten die
slechts incidenteel worden gegeten.
Namen, ook wetenschappelijke, zijn onderhevig
aan veranderingen. Het is dus best mogelijk dat u
dezelfde soort in verschillende publicaties onder
verschillende namen aantreft. Ik geef de meest
recente en van de lokale namen alleen de meest
gangbare.
Voor wie meer over het onderwerp wil lezen, volgt
hierbij de belangrijkste literatuur: