In 1997 brak de band van Xander de Buisonjé, Volumia!, door
met Het is over. Sindsdien is Xander niet meer weg te denken
uit de hitlijsten. Na drie studioalbums en een Best of-cd te heb
ben uitgebracht met Volumia! probeert hij het nu alleen. Een
interview met Nederlands meest besproken zanger over zijn
Indische achtergrond, muziek en lekker eten.
Muziek speelde vanaf jonge leef
tijd een belangrijke rol in het
leven van Xander de Buisonjé. Zo
bewoog hij, zodra hij als peuter in
de box kon staan, mee op het
ritme van de muziek. Toen hij
acht jaar oud was, ging hij voor
het eerst naar pianoles. Het spe
len van vooraf ingestudeerde
stukjes kon Xander niet echt boei
en. Improviseren met akkoorden
des te meer. Toen hij veertien jaar
oud was wilde hij drummen. Hij
schraapte zijn spaargeld bij elkaar
en verkocht zijn lego. Van het
geld kocht hij een tweedehands
drumstel. Toen hij na een tijdje
vond dat hij aardig kon drum
men, keerde hij weer terug naar
de piano.
Xanders fascinatie voor muziek is
geen verrassing. Hij komt uit een
muzikaal gezin. Mare, de oudere
broer van Xander, zat ook op
pianoles. Minouche, zijn jongere
zus, speelde viool. Maar ook
Xanders moeder en zijn oma
speelden graag muziek. 'Ik kan
me nog goed herinneren dat mijn
moeder samen met oma achter de
piano zongen. Mijn oma speelde
dan piano. Ze had in die tijd hele
lange nagels. Wanneer ze speelde,
hoorde je iedere keer wanneer ze
een toets aansloeg haar nagels op
het ivoor tikken. Ze zongen
meestal samen, meerstemmig.
Meestal een beetje country-achti-
ge muziek. Ik vond dat echt te
gek.'
'Mijn moeder is een Indische.
Dochter van een Indonesische
vrouw en een Nederlandse man.
Ze is in Batavia geboren en heeft
de Tweede Wereldoorlog in
Nederlands-Indië meegemaakt.
Mijn moeder heeft samen met
haar jongste broers en mijn oma
drie jaar in een Japans interne
ringskamp gezeten. Haar twee
oudste broers werden gedwongen
samen met opa aan de spoorwe
gen te werken. Ze hebben het
gelukkig allemaal overleefd. Toen
de oorlog voorbij was hebben ze
nog zo'n hen, elf jaar in Indonesië
gewoond. Daarna kwamen ze
naar Nederland en in Den Haag
terecht. Mijn moeder heeft nog
veel verhalen over haar tijd in
Batavia. Bij mijn oma komt er tot
op de dag van vandaag geen
Japans product in. Soms nodig ik
haar uit voor een van mijn optre
dens wanneer ik bij haar in de
buurt speel. Zo heb ik haar laatst
uitgenodigd toen ik in het
Circustheater in Scheveningen
optrad. Dat vindt ze prachtig. Ze
komt dan na de show naar me toe
en zegt: "Adoeh, zo hard die
muziek." Maar ze geniet er enorm
van.'
'Zelf ben ik één keer in Indonesië
geweest. Ik vond dat ik daar een
keer heen moest. Een deel van je
roots zit toch daar. Ik was wel
benieuwd naar het land. Toen ik
daar was voelde ik me gelijk op
mijn gemak. Ik had een bepaald
gevoel van herkenning. Dat was
wel een emotioneel moment. Net
alsof ik overal om me heen ooms
en tantes zag lopen. Grappig is
dat. Mijn Indische achtergrond is
misschien wel het makkelijkst
terug te vinden in mijn liefde voor
de Indische keuken. Mijn favorie
te eten is sambal goreng udang.
En wanneer ik sate eet, eet ik
geen sate ayam zoals de meeste
mensen, maar sate kambing of
babi. Ik heb toevallig gisteren nog
sate kambing gehaald bij de
Indische toko bij mij in de buurt.
Heerlijk dat zachte geitenvlees.
Toen ik in Indonesië was, was ik
wel een beetje teleurgesteld in het
Indonesische eten. Sommige
gerechten die je hier in elke toko
kan kopen, kan je daar soms niet
krijgen. En als het er wel is, is het
lang niet altijd zo lekker als hier.
:ien dienend
beroep
door Sjors Bos
48 ste jaargang - nummer 1 - juli 2003
7