Van conservatisme tot modernisme ifS 'hallucinaties na een al te opgewonden nacht van de ergste uitspattingen.' Niet alleen Ouborgs modemisme wekte weerstanden op. In 1932 zond hij twee schilderijen en vijfentwintig tekeningen in voor een tentoon stelling bij de Bataviaasche Kunstkring. Alle stukken waren beoordeeld en goed bevonden. Maar een mede-exposante en bestuurslid van de Kunstkring, de schilderes Gabrielle Ferrand, wist te voor komen dat sommige van zijn tekeningen werden tentoongesteld. Op het laatste moment werden dertien tekeningen vanwege de 'erotiek' van de voorstelling geweigerd. Ouborg was woedend en trok zijn gehele inzending terug. Het ging er in de culturele wereld van Batavia soms hard aan toe. Ouborg had veel kritiek op de kunst die getoond werd in de Bataviaasche Kunstkring. Zo noemde hij in een brief aan Tielrooy het werk van de bekende schilder Rudolf Bonnet: 'Vertoon van kunnen en vooral wat me zeer onsympathiek is vertoon van innerlijk. Innerlijk vertoon vaak zonder grond, zo doet hijOnecht, ziedaar mijn bezwaar.' Ondanks zijn bezwaren op de Bataviaasche Kunstkring doceerde hij de leden van de kunskring maar al te graag zijn visie op kunst. J. de Loos- Haaxman die bevriend was met Ouborg en zeer nauw betrokken was bij de organisatie van de tentoonstellingen omschreef Ouborg als volgt: 'Dan gaf hij als schilder en pedagoog iedereen op opmerkelijke wijze het zijne. Wel keurde hij af, maar hij brak nooit af, geen lichtpunt ging hij voorbij.'Van het groepje modernisten bleven uiteindelijk Ouborg en Frank als vrienden over. Tielrooy werd in 1934 overgeplaatst naar Nederland en Ouborg kon het werk van Breetvelt niet meer waarderen: 'kleurongevoelig en vormongevoelig.' Zij zagen elkaar nog maar zelden. Ouborg en Frank daarentegen deelden het zoeken naar het mystieke in de Indische cultuur. Zij trokken er samen op uit om etnologische tentoonstellingen te bezoeken en struinden samen markten af op zoek naar oude maskers die ze vervolgens vastlegden op het doek. Hun stijl van schilderen verschilde weliswaar, toch was de onderliggende gedachte hetzelfde. Sommige thema's in hun werk waren zelfs hetzelfde. Bijvoorbeeld de maskers en portretten van legong danseressen. De vriendschap tussen de twee kunstenaars was zeer hecht. Frank was, in tegenstelling tot Ouborg die leraar was, financieel volledig afhankelijk van de verkoop van zijn schilderijen. Die liep alleen niet zo goed. Daarom schilderde hij tegen zijn zin portretten in opdracht, restaureerde schilderijen en gaf hij schildercursus op de Kunstkring. Toen zijn inkomsten wel heel erg ernstig terug begonnen te lopen greep Ouborg in. Hij verzon een constructie waarbij mensen zich konden inschrijven voor een schilderij van Frank voor een bedrag van honderd gulden. Deze schilderijen werden dan afbetaald met een bedrag van ongeveer tien gulden per maand zodat Frank bij voldoende inschrijving altijd verzekerd was van een maandelijks inkomen. De inschrijving verliep op rolletjes, maar het lukte Frank helaas niet om de verkochte schilderijen te leveren. Hij kon het niet opbrengen verplicht achter zijn ezel te gaan staan. Jan Frank overleed twee weken na de capitulatie van Japan in een Japans interneringskamp. Ouborg was in 1938 al naar Nederland vertrokken. ifP| Jan Pieter Glerum is directeur van Glerum Kunst- en Antiekveilingen te Amsterdam, en Glerum Larasati Auctioneers te Singapore en Jakarta. Sinds 1990 organiseert hij regelmatig veilingen van in Indonesië vervaardigde schilderijen. W' -7" 48 ste jaargang - nummer 3 - september 2003 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 17