Leven in een schemerzone
Loes Nobel schreef een boek over dementie
Er lijden in Nederland rond de 200 duizend mensen aan een vorm van dementie. Zo leed
de moeder van Loes Nobel aan de ziekte van Alzheimer. Nobel schreef er een novelle over.
Over hoe een dochter niet kon accepteren dat haar moeder veranderde in een schim.
Weet je wat het ergste is?
Om haar te verliezen ter
wijl ze er nog is. Je kunt
haar beter verliezen doordat ze echt
weg is.' Loes Nobel (Soerabaja,
1931) trilt wanneer ze over haar
moeder praat, ook al is het acht jaar
geleden dat zij overleed. 'Ik heb het
nog niet echt verwerkt, dat zie je
wel. Nu nóg kan ik in mijn binnen
ste soms boos zijn op haar, want je
wilt niet dat ze dement wordt, maar
ze werd het toch.'
'Toen mijn moeder ziek werd, was
er nog niet zoveel bekend over
Alzheimer. Je moest zelf maar wat
aanmodderen. Achteraf voel ik me
wel eens schuldig dat ik de ziekte
niet eerder heb opgemerkt, ook al
had ik er niets aan kunnen doen.
Terwijl er bij mij wel een rood licht
je is gaan branden toen ik bij mijn
moeder thuis pakken suiker tussen
de pyjama's vond, er beschimmeld
brood in de broodtrommel lag en
mijn moeder ervan overtuigd was
dat er kalk tussen de planten lag
terwijl het sneeuw was. Elke keer als
er zoiets gebeurde - dat ze bijvoor
beeld niet meer wist dat ze de dag
ervoor naar een crematie was
geweest - schrik je zo hevig.
Die teleurstelling elke keer opnieuw,
je raakt er niet aan gewend.'
Gedichtjes
'Mijn moeder leek op het eerste
gezicht een zachtzinnige vrouw,
maar ze kon erg fel zijn. Je verdriet
laten zien, was verboden. Zij heeft
zelf haar pijn altijd opgekropt, daar
om mocht ik van haar ook nooit
huilen. Ik was soms zo bang voor
haar dat ik onder tafel kroop.
Met mijn vader had ik een ander
contact, hij voelde mij beter aan.
Hij zei altijd: "Steeds jezelf zijn en
nooit vergeten dat je niet alleen
Nobel heet, maar ook nobel moet
zijn". Die les heb ik mijn hele leven
meegenomen. Als ik iets deed wat
mijn moeder niet aanstond, zei mijn
vader altijd: "Ach, laat dat kind
toch". Aan de andere kant, mijn
moeder gaf me wel de leuke boeken
om te lezen, en later kon ik juist met
haar over mijn vriendjes praten.
Dat kon ik met mijn vader niet.
Als ik met vriendjes thuiskwam, was
hij erg afstandelijk. Maar misschien
zijn alle vaders dat wel als hun
dochter met een jongen thuiskomt.'
'Van kinds af aan voelde ik een
drang om te schrijven. Ik was nog
een klein meisje toen ik gedichtjes
maakte over djagoenghalmen en
over de sawahs. Mijn moeder vond
dat niet goed, maar mijn oma
genoot er juist van. Pas toen ik na
mijn moeders dood haar spullen op
ging ruimen, vond ik nog een oud
portemonneetje van mijn oma met
daarin een paar van mijn gedichtjes.
Dat was een bevestiging dat mijn
moeder het toch wel leuk vond,
ook al heeft ze me later altijd tegen
gewerkt met schrijven. Ze liet ook
nooit zien dat ze trots op me was,
want ik zou eens een grote kop
krijgen. "Je bent een lelijk meisje
hoor, verbeeld je niet", zei ze altijd.'
'Mijn vader was bouwkundig inge
nieur en mijn moeder onderwijze
res. Nadat ik van de hbs af kwam,
wilde ik verder studeren, het liefst
psychologie of naar het conservato
rium, maar dat mocht niet. Ik moest
een brave huisvrouw worden en
kindertjes krijgen en de hele dag
poetsen en naaien. Verschrikkelijk
vond ik dat. Ik ben de middelste
tussen twee broers en zij mochten
wel studeren; de één werd ingenieur
en de ander tandarts. Maar ik ging
naar de kweekschool.'
'In 1958 zijn mijn man en ik naar
Nederland gegaan, mijn ouders
kwamen in 1961. Mijn man en ik
kregen drie kinderen, dus er bleef
voor mij niet veel tijd over om te
studeren of te schrijven. Maar toen
mijn jongste kinderen naar de
door Sheila van Rhoon
48ste jaargang - nummer 4 - oktober 2003
47