Hó peerd! 'MM POIRRIES PERIKELEN Vroeger kon ik intens genieten van een parade. Dat machtsvertoon, waarbij de ene compagnie na de andere met het geweer over de schouder en onder het ritmisch geknars van met kopspijkers beslagen kistjes langs kwam marcheren, raakte me tot diep in mijn hart. Daar kon al het andere ten tonele gevoerde militaire spul niet tegenop. Maar het meest tot de verbeelding sprekend vond ik toch de bataljons commandant. Hoog te paard, de kin fier in de lucht en de getrokken sabel verticaal langs de rechterschouder, reed hij voorop en fungeerde als het ware als het boegbeeld van zijn bataljon. Om bij het passeren van de VIP-tribune met een paar zwierige sabeluitvallen eer te bewijzen aan de aldaar gezeten Hoge Heren en hunne Dames. Dat was militair ballet van de bovenste plank. Het zat er niet in dat pa ooit bataljonscommandant zou worden. Hij was onderofficier, en een hele goeie ook, maar dat betekende gewoon dat hij nooit en te nimmer op een paard voor de troep uit zou mogen rijden. Ik heb dat altijd erg jammer gevonden, want hij verdien de het echt. Maar misschien heeft hij het zelf nooit geambieerd, want hij moest niks van paarden hebben. Die afkeer deelde hij met een van zijn bataljonscommandanten. Maar die maakte het een keer zo bont dat er bijna een hele parade door verknoeid werd. Dat was tijdens de grote Legerdag, die ook benut werd om het publiek kennis te laten maken met een paar splinternieuwe gevechtsvoertuigen. 'Vechtwagens', noemden ze die dingen toen. Rampparade Het bijeenvoegen van zo'n strijd macht en er een goed geoliede optocht mee houden, vereiste natuurlijk heel wat voorbereidingen. Pa was er ook druk mee. Elke dag had hij wel een verhaal over iets dat tijdens de repetities gedeeltelijk of helemaal de mist in was gegaan. Daarom weet ik ook zeker dat als pa er niet was geweest, er weinig van die parade terecht was gekomen. En van het aandeel van de bataljonscom mandant misschien wel helemaal niks. Het geval wilde namelijk dat er een mak paard moest worden gevonden voor die nogal gezette, bijna pensioenrijpe overste. Omdat pa veel connecties had onder de kantinegangers, lukte dat. Ruim voor de dag van de parade kreeg hij een bedaarde oude vos in bruikleen van de cavalerie, met het advies er voorzichtig mee om te springen omdat het dier eigenlijk alleen nog maar geschikt was voor lichte dienst. De overste was dik in zijn sas met het brave dier. Na een paar keer oefenen in de benteng klom hij zonder enige vrees in het zadel en reed het ene sukkelrondje na het andere. Helaas ging het op de parade helemaal mis. Naar pa beweerde gebeurde er zelfs bijna een ramp toen de overste de tribune naderde en de ernaast opgestelde 'bataljonsmuziek' plotsklaps met grof geweld losbarste. 'Die oude vos, ik bedoel natuurlijk het paard, schrok zich wezenloos en veerde op bij het herkennen van het opwindende gebonk en gedaver van de mars muziek', grinnikte pa. 'Het dier leek nog één keer alles uit de kast te willen halen om net als vroeger onder luid trompetgeschal langs de tribune te stormen. Maar onze overste kreeg er letterlijk het heen en weer van, die zwaaide in het rond als een padihalm in de wind en moest zich aan de manen van het paard vasthouden.' Dappere infanteristen Zulke verhalen gaan altijd een eigen leven leiden en worden steeds mooi er gemaakt. Later hoorde ik van iemand anders dat de eerste rotten van de voorop marcherende com pagnie zó verschrikkelijk hadden moeten lachen om het gewiebel van die twee dikke konten voor hun, dat ze helemaal uit de pas waren geraakt en het een geweldige bende was geworden. En nog wat later werd er zelfs verteld dat de overste de kluts was kwijtgeraakt en tijdens het saluut met de sabel vergeten had 'hoofd links' te commanderen en zoiets had geroepen als 'hó peerd, niet zo wild, ik ben verdomme geen cavalerist'. Maar het ergste was dat daarna ook nog werd rondgebazuind dat twee dappere infanteristen gewond waren geraakt toen ze aan de enkels van hun baas gingen hangen om hem in het zadel te houden. Jammer genoeg was ik op de dag van de parade ziek en heb ik dus niks gezien, anders had ik het ware verhaal kunnen vertellen. moessQn 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 32