Eddy Fischmann: Herdenking De ouders van Eddy Fischmann komen uit Rusland en hebben een joodse achtergrond. 'Wij zijn een typisch voorbeeld van geassimileerde joden', zegt Eddy, 'en dat ging zo ver dat ons niets over het jodendom is geleerd. Het jood-zijn speelde zich meer in de psycho logische sfeer af. Op een dag liep ik met een paar jongens achter iemand aan, we riepen: "Brillenjood". Mijn vader was witheet. Ik mocht dat nooit meer zeggen, ik was zelf een jood! Zo was ik van de ene op de andere dag geen gewone jongen meer, ik was een scheldwoord.' Fischmann's ouders komen met een grote omweg in Indië terecht. 'Je mocht als Rus in het buitenland studeren als je arts of ingenieur werd en hoewel het niet zijn grootste wens was, koos mijn vader de medische richting en vertrok naar Genève', legt Eddy uit. 'Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, kwam er geen geld meer binnen en betaalde de Zwitserse staat de rest van zijn studie, een schuld die hij eerst moest terugbetalen voor hij zich als arts kon vestigen. Een vreemde vicieuze cirkel, want hij kon zijn beroep daar om nog niet uitoefenen en met hem vele anderen die in dezelfde omstandigheden verkeerden.' Belgisch Kongo en het gouvernement van Nederlands- Indië sprongen daarop in door de schuld van deze artsen te betalen en hen voor een periode van zes jaar als gouver nementsarts te laten werken. Eddy: 'Mijn vader had een broer die in Nederland woonde; daarom koos hij voor Nederlands-Indië. Het was voor hem iets van een vage band, want het was een sprong in het diepe, het land waar hij heen trok was hem totaal vreemd.Tijdens zijn verlof leerde hij in Parijs mijn moeder kennen. Zij kwam later als handschoentje naar Indië en samen vertrokken ze naar Pulau Laut op Borneo, waar ik in 1929 werd geboren.' Wanneer de oorlog in Indië uitbreekt moet de vader van Eddy al snel het interneringskamp in. Eddy: 'Mijn vader was een wat sombere man, niet zo sociaal, ook omdat hij het Nederlands niet zo goed beheerste. Hij had zich als arts buiten het kamp kunnen houden, maar heeft dat niet gedaan. Toen hij hoorde in welk jongenskamp ik zat, gaf hij zich als kamparts op in dat kamp. Dit had hij beter niet kunnen doen, want hij werd steeds somberder en depressiever en ik moest voor hém zorgen. Zorgen dat hij zich baadde en dat hij at. Voor het jongenskamp heb ik met mijn moeder en zusje in een vrouwenkamp in Bandoeng gezeten, een wijk afgeschermd met prikkeldraad. Ik vond het allemaal wel spannend. Ik heb ook nooit gezien dat iemand werd geslagen. De honger was wel erg. Als ik bedenk dat ik in een Duits concentratiekamp terecht had kunnen komen, ben ik er in Indië goed van afgekomen.' 'Wij waren genaturaliseerd tot Nederlander en ik voel me ook meer Nederlander dan jood. Om precies te zijn; Nederlander uit Indië, dat is mijn identiteit. Met één krasje en dat is het joods-zijn. Het heeft lang geduurd voor ik naar Indië ben teruggekeerd omdat ik vond dat ik me moest aanpassen aan het hier en nu. Ik was daar erg consequent in; dus geen Indische vrienden, geen kumpu- lans. Nu pas, na vijftig jaar, weet ik dat ik eigelijk daar zou moeten wonen, Sabang, de Preanger. Het is me hier te koud. Ik hoor hier niet.' In Tel Aviv zijn dit jaar op de Jom Hashoa-herdenking op 19 april ook de Nederlandse joden van de Japanse bezetting herdacht. De ceremonie werd georganiseerd door Tempo Dulu - het oudste lid is 94 jaar - en de ELA dat psychologische hulp biedt aan Nederlandse slachtoffers. In haar toespraak benadrukt voorzitter Shoshanna Lehrer dat de bijeenkomsten altijd heel gezellig zijn waar behalve herinneringen ophalen ook weer heerlijk Indisch wordt gegeten. In Israël wonen minstens tweehonderd Indische-Nederlanders en hun nazaten. 48ste jaargang - nummer 5 - november 2003 47

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2003 | | pagina 47