Brieven
Indische stoof
Beautytips
Amstleven
Kerstherinnering Ben van
Leerdam
Overstroming Tjikapoendoeng
Toen ik in het novembernummer 2003 van
Moesson het verhaal van Ciska Cress over
Indische stoof las, proefde ik weer de stoof die
in onze familie wordt gegeten. Ciska vroeg zich
af of stoof eigenlijk wel Indisch is. Stoof is zeker
ook Indisch, maar deze maaltijdsoep kom je in
heel veel keukens tegen. Gegeten met rijst en
sambal is het zeker, tentu, Indisch. Het rund
vlees wisselen wij af met varkensvlees of -kluif,
schapenvlees of lamsvlees. Ons recept is vrijwel
hetzelfde als dat van Ciska. Tomaten en bruine
bonen komen er echter bij ons niet in. Wel
vooral kruidnagelen! Ik heb gauw weer stoof
gemaakt met de groeten net beetgaar. Heerlijk!
Gerard Martel, Berkel en Rodenrijs
Hierbij een reactie op de Indische beautytips in
Moesson oktober 2003; een paar tips voor mooi
van binnen en mooi van buiten.
Suikermaïskolven in zijn geheel met bladeren
koken. De maïs kun je gewoon zo opeten, maar
het water waarin de maïs gekookt is, niet weg
gooien! Dit water na afkoelen gewoon drinken.
Je zult zien dat de urine de volgende dag heel
helder is en de nieren zijn lekker schoon
gespoeld. Een andere tip: wissel tijdens het
douchen heet water en koud water af, dit een
paar keer herhalen. Het is goed voor de bloeds
omloop, en tegen ontstekingen in het lichaam.
Doe elke ochtend vijf minuten gymnastiek in
de zitkamer, gewoon met heel eenvoudige
bewegingen. Eet regelmatig de drie T's: Tahu,
Ternpe en Taugé. Eet ook veel gerechten met
gember of koop bij de pindaboer gember met
suiker, de laatste kun je gewoon eten als snoep.
In de winter regelmatig wedang djahé drinken.
Bijvoorbeeld sekoteng.
Hok Goei, Delft
In het novembernummer van Moesson zag ik op
bladzijde 19 een foto van de voorgevel van
Amstleven kantoor te Soerabaja. In dat kantoor
ben ik als jongen vaak op bezoek geweest. Mijn
vader Abraham Limahelu (Bram voor intimi)
werkte daar van 1938 tot 1952. Na die datum
nam Hoboken de zaken van Amstleven waar. Ik
kan me nog enkele collegea van mijn vader
herinneren: Canner, Kuit, De Bruyn en de
directeur jhr. H.J. de Graeff. Voor laatstge
noemde moest ik als schooljongen na de oor
log zijn lunch ophalen en bij hem bezorgen.
Een keer ging het fout. Ik viel van mijn fiets en
de rantang rolde over straat. De nasi goreng die
er inzat viel eruit. Dat was voor mij een ver
schrikking. Met loden schoenen fietste ik naar
kantoor en biechtte ik het gebeurde bij mijn
vader op. Ik kreeg op dat moment geen stand
je, wel geld om zo snel mogelijk een nieuwe
portie op te halen. Dat was in het gebouw van
het Telegraafkantoor aan de Sociëteitstraat. De
heer De Graeff nam ons (mijn twee broers, zus
en ik) vaak voor een rondrit door Soerabaja
mee. Dat was een belevenis. Hij had een nieuwe
Ford. Ik kon haast mijn oren niet geloven dat
bij stilstand je de motor niet hoorde. Voor de
heer Kuit haalde ik bij Ender Haug aan de
Pasar Besar brood. Een keer ging een vriend
Rudy mee. De geur van vers brood deed mijn
vriend besluiten om wat van de brood te proe
ven. Het bleef natuurlijk niet ongemerkt. Ik
kreeg daarvoor straf. Voor het ophalen en bren
gen van brood kreeg ik als dankjongensboelcen
van onder andere Karl May (Winnetou en Old
Shatterhand). Hier in Nederland heb ik tijdens
de vakantie van mijn ouders in 1969 genoemde
collegae weer ontmoet.
Joop Limahelu (via e-mail)
De kerstherinneringen van Ben van Leerdam
hebben me geholpen met een probleem dat
mij al jaren dwars zit: ik draag de Japanners
over het algemeen geen kwaad hart toe, maar
toch wringt er iets tussen hen en mij. Wat is
dat?
Ik heb tweeënhalf jaar in interneringskampen
gezeten, en nu ik het overleefd heb, ben ik er
een meer capabel mens door geworden. Dank
zij mijn kampervaringen ben ik minder bang,
kan ik harder werken, en kan ik met minder
luxe toe dan mijn collega's en vrienden. Na
negen maanden Tjideng is de rest van het leven
een peulenschil. Ik ben de Japanners eigenlijk
wel een beetje dankbaar dat ze mij de kamptijd
hebben gegeven zodat de rest van mijn leven
makkelijker en interessanter heeft kunnen
worden. Maar toch voel ik een pijn als ik aan ze
denk. Waarom? Omdat ze die mooie Indische
wereld hebben vernietigd? Nee, want zo mooi
was die wereld nou ook weer niet. Toen ik Ben
van Leerdam's herinneringen las, wist ik wat ik
de Japanners niet kan vergeven. Ik kan ze ver
geven dat ze mij het leven zo moeilijk hebben
gemaakt, dat het niemand zou hebben ver
baasd als ik het niet had overleefd. Ik heb het
gehaald en ik heb het ze vergeven. Maar van
mijn moeder hebben ze een achterdochtig
wrak gemaakt, en toen ik Ben's kreet las,
'Mam, wat hebben ze met je gedaan,' toen wist
ik waar de pijn zat: ze hebben van mijn mooie,
jonge moeder een ruïne gemaakt.
Dank je Ben, zonder jouw kerstherinneringen
zou ik er nooit achter zijn gekomen, waar die
pijn vandaan kwam.
Gijs Beynen, Des Moines (Iowa)
In de rubriek Brieven in Moesson van januari
2004 schreef mevrouw A.L. Brantz over de over
stroming van de Tjikapoendoeng in Bandoeng.
Uw verhaal over de overstroming van de
Tjilcapoendoeg klopt. Slechts het jaar van
gebeuren moet ik u corrigeren. Het was niet
1949 maar 1945. Wij, familie Burghardt, woon
den aan de Kapitein Gielweg 4, een zijweg van
de Engelbert van Bevervoordeweg, aan de
Tjikapoendoeng. Ik was een jongen van zeven
tienjaar. Het was een rumoerige tijd, midden
in de Bersiap. Het was angstig doodstil die
nacht. Toen hoorden we plotseling een hevig
gerommel en gedreun onder de bodem. We
dachten toen dat wij aan de beurt waren. De
pemoeda's (Indonesische jonge strijders voor
Indonesia) waren nog geen kilometer van ons
vandaan om alle Indische Nederlanders te exe
cuteren. Het was hartstikke donker. Ik hoorde
mijn moeder hardop bidden. Mijn vader ging
naar buiten om te kijken wat er gebeurde. Hij
zag plotseling dat het water van de rivier tot
bijna aan de grond van onze achtertuin was
gestegen. Ons huis lag ongeveer tien meter
boven de rivier. Mijn vader riep mij om de men
sen (Indonesiërs die in het water met de hele
kampong meedreven met de stroom) te helpen,
door middel van een lang touw in het water te
gooien, hopende dat er toch één het touw zou
pakken. Dit alles was tevergeefs. Ik dacht bij
mezelf: hoe kan je dit nou doen? Zij waren op
het punt ons te vermoorden en jij wilt hen
bevrijden van hun nood. Wij zagen niets, we
hoorden een geschreeuw om hulp: Toeloeng,
toeloeng, toeloeng!!! Angstig, zeer angstig, 't
Was hartstikke donker. Mijn vader greep een
schijnwerper en bescheen het oppervlak van
het kolkende stromende water en zag wel de
daken van de kamponghuisjes meedrijven op
het water, richting Kebon Sirih. De volgende
dag zag ik een paar lijken weggedragen worden
bij de brug van de Engelbert van Bevervoor
deweg.
Nu terugdenkend: Mijn moeder bad en de daad
lag bij mijn vader (geen christen). Hij trachtte
30 moesson