We hebben nooit aan eikaars liefde getwijfeld
Werken, werken, werken
'We waren arm hoor. Ik moest driekwart van mijn salaris inleveren
om het meubelvoorschot af te betalen. Kun je nagaan, er waren
mensen die daar bovenop ook nog eens hun overtocht moesten
terugbetalen! We waren zo arm, in de winter konden we geen
kolen betalen; toen hebben we de nieuwe meubels maar opge
stookt! We hebben gelukkig geen honger geleden. Mijn vrouw was
zo handig met koken. Ze kocht gist en maakte zelf appelcider of
ginger ale. Op verjaardagen was er altijd taart of gebak.'
'In al die jaren heb ik haar maar één ding verboden: om in
Nederland te werken. Mijn kinderen hebben me dat verweten.
Maar op mijn werk mocht ik niet eens de telefoon opnemen van
wege mijn Indisch accent. Ik wilde niet dat zij ook als een derde
rangs burger behandeld zou worden. Een collega vroeg me een
keer of ik zijn loonzakje wilde ophalen. Ik vroeg hem toen om een
akkoordverklaring. Ik merkte dat hij amper Nederlands kon schrij
ven, en dan zeggen ze dat ik het Nederlands niet voldoende
machtig ben!'
'Ik was altijd aan het werken, overwerken, cursussen volgen; ik
deed alles om geld te verdienen. Mijn vrouw heeft de kinderen
opgevoed. Als mijn kinderen iets met mij wilden bespreken, hin
gen ze een briefje op: Pa, ik wil dit of dat met je bespreken. Ik heb
er wel spijt van dat ik bijvoorbeeld niet als andere vaders met
mijn zoon naar voetbalwedstrijden ben gegaan.'
'Ons huwelijk is gebaseerd op wederzijds respect. Dat is ons
geheim; elkaar nooit iets verbieden, behalve dat werken dan. En zij
heeft altijd geweigerd te tekenen voor mijn parachutespringen.'
Gelukkig
'Onze gelukkigste tijd samen was toen we de kinderen kregen. Het
is zo mooi als je die intieme dingen samen beleeft. Het was op
mijn verjaardag en we zouden gaan dansen. Maar ze wilde niet, ik
vroeg haar waarom. Ze zei: Ik denk dat ik in de toestand ben. Ik
heb het uitgeschreeuwd: Ik word vader! Ik had toen een motor
zonder vering, met dekens en kussens maakte ik het haar comfor
tabel achterop. Maar twee maanden voor de bevalling moest ze
naar het ziekenhuis, ingesnoerd liggen omdat het kind bewoog. Ik
denk dat het door de motor kwam, wist ik veel dat je niet op de
motor mocht rijden. Ia, je was dom in die tijd, er was totaal geen
voorlichting.'
'Onze andere gelukkige tijden waren als we op reis waren. Dan
voelden we ons ook dicht bij elkaar. Ze was eigenlijk heel avon
tuurlijk, we gingen zo op de bonnefooi ergens naar toe. En dat ter
wijl ze in Indië eigenlijk alleen Batavia, Bandoeng en Semarang
kende. We vinden het zo leuk om in vreemde landen op de pasars
te lopen. Ook in Mexico; waren we in een dorpje terechtgekomen
waar niemand Spaans sprak, alleen hun eigen taal. We vonden er
een restaurantje met orgaanvlees. Daar gaan we vanavond eten,
zei mijn vrouw, maar 's avonds konden we het restaurantje niet
meer terugvinden.'
'Moeilijke tijden hebben we in ons huwelijk niet gekend, we heb
ben nooit aan eikaars liefde getwijfeld. Er waren wel eens dingen
natuurlijk, als in elk huwelijk. Wat ze dan deed? Huilen. Dat was
voor mij een straf. Ie kan mij beter een klap geven dan gaan hui
len. O, wat had ik dan spijt.'
Wroeging
'Hoe de liefde is als je ouder bent? Ie hoort bij elkaar, je bent een
open boek voor elkaar. Dan zit zij hier en ik daar, en ik denk: ik lust
zo wel een kopje koffie. En dan staat zij al op om koffie te zetten,
zonder dat je een woord hebt gewisseld. Ik zei elke dag tegen haar
dat ik van haar hield. Dan zei ze tegen onze kleindochter: Opa is
weer vervelend aan het doen. Als ik vroeg waarom ze het niet
tegen mij zei, zei ze: Ie bent doof, blind en goblok als je dat niet
merkt. Een vrouw hoeft dat niet te zeggen, die uit dat in kleine
dingen, een blik, een handgebaar, een snack. Nee, ik miste haar
liefdesverklaringen niet. Ik weet dat ze van me houdt.'
'Mensen zeggen: Denk toch aan de mooie herinneringen, maar dat
kan ik niet, die doen juist pijn. Zelfs naar het winkelcentrum gaan
met de kinderen doet pijn, dan denk ik aan de laatste keer dat wij
naar het winkelcentrum gingen. Zij haalde me over om te gaan,
want ik ben slecht ter been. Ze zei: Blijf jij dan maar in de auto. En
ik zat daar en zag haar, met aan de ene hand die zware winkelwa
gen en aan de andere hand haar stok, tegen de storm in. Dat beeld
staat op mijn netvlies gegrift.'
'Mijn dochter zegt: Zoek toch professionele hulp, maar dat wil ik
niet. Dan voel ik me schuldig, alsof ik haar zou willen vergeten. Ik
moet het zelf zien te klaren. Ik ben wel eens bang dat ik haar te
weinig liefde heb gegeven. Ik had haar niet naar het ziekenhuis
moeten laten gaan, daar heb ik ontzettend wroeging over.'
'Ze ging voor controle naar het ziekenhuis en ik wachtte op haar
in de auto. Huilend kwam ze er aan. Ik vroeg: Wat is er? Ze zei:
Ik heb kanker. Binnen anderhalve maand is ze overleden. Ze heeft
veel pijn geleden. Op een avond, toen ze een te kleine dosis mor
fine had gehad, liet ze me honderden dingen beloven voor na haar
dood. Val de kinderen niet lastig, verslons niet, kijk niet raar op als
onze vrienden en kennissen ineens niet meer langskomen.
Ze heeft gelijk gehad. Er komt haast niemand meer langs; ik denk
dat dat komt omdat ik mezelf telkens herhaal.' o
februari 2004 49