Marconist op de Watergeus
Begin 1948 kwam meneer Ibrahim als jong broekie uit Holland terug naar Indië. Met zijn
certificaat voor 2de klas radiotelegrafist nog onder de arm, werd hij kersvers op de sleep
boot Watergeus geplaatst.
DOOR Z.B. IBRAHIM
Na de Japanse capitulatie wilden de Verenigde Staten zo snel mogelijk
hun troepen demobiliseren en naar huis brengen. Amerika kon echter
zijn enorme voorraden niet meenemen en wat niet mee terug kon,
werd voor een appel en een ei verkocht aan Nederland. Al die vlieg
tuigen kon Nederland niet betalen, dus drukte Amerika het materiaal
met bulldozers in elkaar. De voorraad die Nederland wel opkocht,
was heel bruikbaar in Indië, want de Japanners hadden het land kaal
achter gelaten. De Amerikanen hadden een luxe oorlog gevoerd. Ik had
nog nooit zulke artikelen gezien sinds het uitbreken van de oorlog:
chocolade, cacaopoeder, ice-creampoeder, kleren, schoenen, dekens,
potloden, en nog veel meer.
Sleepboot
Maar de voorraden konden niet naar Java worden gebracht. Er was
geen scheepsruimte, omdat de Nederlandse schepen gecontracteerd
waren door de Engelsen en Amerikanen. Het departement van Verkeer
en Waterstaat moest het maar opknappen en deze besloot een sleep
boot en een groot casco van de Amerikanen over te nemen. Het was
een casco zo groot als een schip (vierduizend ton) en het had alles zelf:
twee elektrische kranen, twee motorkranen, eigen generatoren voor de
elektriciteit en slaapgelegenheid voor een kleine crew. Het had alleen
geen motor voor de voortstuwing en moest dus gesleept worden. Er
werd een stichting in het leven geroepen om het een en ander te run
nen: de stichting voor Beheer Liquidatie Bases Goederen (SBL&B) en
daar kwam ik te werken als marconist.
Bruin
Ik had mijn certificaat voor 2de klas radiotelegrafist net gehaald in
Den Haag. Omdat alle officieren Nederlands waren, stonden ze wel
even raar te kijken van een bruine marconist: dat hadden ze nog nooit
meegemaakt! Maar het waren allemaal beste mensen. De kapitein was
de heer Nifterik, vroeger chef sleepdienst van de Nederlands Indische
Steenkolen Maatschappij (N.I.S.M.). De eerste officier was iemand van
de vroegere Gouvernements Marine en dan was er nog een stuurman,
Jaap van den Ende, die ooit bij Smit's Sleepboten had gevaren. De
hoofdwerktuigkundige was de heer De Bruin (als ik het nog goed heb).
Tijdens de oorlog was hij hoofdwerktuigkundige bij de KPM in Austra
lië geweest. Er waren drie werktuigkundigen: één die bij de K.C.J.P.L.
(Japan China Paketvaart Lijn) had gevaren, één van de haringvloot en
één die ook bij Smit's sleepboten had gevaren. De kapitein was nog
ooit als lichtmatroos met de beroemde sleepboottocht meegevaren
die een dok bracht van Holland naar Soerabaja (lees maar in Hollands
Glorie van Jan den Hartog).
Bunkeren
De sleepboot werd de Watergeus genoemd en het casco Brielle. De
Watergeus was in die tijd de grootste sleepboot in Indië (achthonderd
ton en vijftienhonderd pk). Achterop de sleepboot stond de sleeptrom-
mel van bijna twee meter hoog, die op de rol een stalen kabel had zo
dik als mijn pols. De lengte van de kabel was ongeveer vierhonderd
meter. Leeg slepen was geen kunst; wij maakten acht mijl.
Op de zeekaarten waren er nog veel plekken waar men niet kon komen
vanwege het mijnengevaar, onder andere boven Madoera. Onze
havens in Nieuw-Guinea waren altijd Hollandia en Biak. Daar lieten wij
de Brielle achter en gingen al die eilanden af, zoals Noemfoor, Sansapor
en Middelburg om te zien welke voorraden naar Hollandia gebracht
moesten worden. Bunkeren was geen probleem, want de Amerikanen
hadden tanks vol met olie achtergelaten. De enige moeilijkheid was
16
moesson