V f i Stuurman Jaap van de Ende en kapitein Stobbe aan boord van de Watergeus. het laden, want de meeste houten steigers waren vermolmd. De tanks waren bijna dichtgegroeid met lianen. We meerden zo dicht mogelijk bij de tanks aan, maakten het schip vast aan de bomen en met een lange slang werd de olie dan in het schip gepompt. Ook zochten wij naar kleine landingsvaartui gen die op de stranden waren achtergelaten. Zag het materiaal er nog goed uit, dan werd het door ons los gesleept en naar het dok in Hollandia gebracht en daar werd het, als het nog mogelijk was, gerepareerd. hadden gediend. Zij hadden gevangenisstraffen gekregen. Maar als ze een contract wilden tekenen om voor een paar jaar in Nieuw-Guinea te werken, werd hun de rest van de straf kwijt gescholden. De Watergeus Deklading Eindelijk begon de terugtocht. Als de Briette leeg was had het achter zich twee vinnen, die de boot recht in het zog van de Watergeus hiel- Dronken koppen Wij hadden veel tijd over, omdat het laden traagjes verliep. Er was namelijk amper werkvolk. Wij gingen wel eens naar de sociëteit het Slockershuis, maar die lag ver de hellingen op. Af en toe kregen we een lift. De kunst was dan om weer terug te komen. Op een keer - ik was toevallig niet mee gegaan - waren mijn collega's weer naar boven toe gegaan, maar kregen geen transport terug. Niet ver van het Slockers huis woonde de controleur Konijneburg. Met hun dronken koppen kraakten ze de garage en reden in zijn Jeep terug. Toen de Jeep de volgende dag naast het schip werd teruggevonden, was de boot aan! In Batavia lagen de mutaties al klaar. Wij hadden ook wel eens een film in de open lucht. Dan was er een groepje Nederlanders dat zich afzijdig hield en niemand sprak hen aan.Toen ik aan mijn vriend (hij was de zoon van het hoofd van het plaatselijk elektriciteitsbedrijf) vroeg hoe dat zat, vertelde hij mij dat ze allemaal ex-NSB-ers waren en jongens die bij de Nederlandse SS den. Maar het schip was helemaal tot over zijn merk geladen, zodat de vinnen helemaal onder water waren. Dan begon hij te gieren van bak- naar stuurboord en maakten wij maar twee mijl. Op de terugweg was er ook nog eens een deklading van dertig meter lange boomstammen die naar Soembawa gebracht moesten worden. Zij werden als steiger palen gebruikt om zo een nieuwe haven te maken. In Soembawa Besar lagen wij ten anker. Er waren geen tongkangs. Ik vroeg mij al af hoe het zaakje aan de wal gebracht kon worden. Maar die stammen werden gewoon in het water gelost en dan door twee of drie matrozen (meest Papoea's) naar het strand geduwd, waar zij dan verder behandeld werden. Omdat kip en eieren in Soembawa Besar spotgoedkoop waren, kochten wij er een hoop. Vóór Batavia was het al op, want door onze geringe snelheid maakten wij een reis van een kleine maand.Tot zover mijn eerste reis als marconist waarin ik voor het eerst 'de grote Oost' zag. september 2004 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 17