Freek Colombijn is verbonden aan het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) te Leiden en doet onderzoek naar huisvesting in Indonesische steden rond de onafhankelijkheid. Hij wil graag mensen spreken die kunnen vertellen over bezit, architectuur, bouw en verhuur van huizen, stadsplanning, architectuur opleidingen, gemeentebestuur, kadaster, kampongverbetering en volkswoningbouw tussen 1930 en 1960. F. Colombijn, KITLV, Reuvensplaats 2, 2311 BE Leiden, tel.: 071 - 527 22 95 of colombijn@kitlv.nl kunnen bieden, zette de gemeente verschillende huurders bij elkaar in één huis. Een huiseige naar kon tegen zijn of haar zin in op meerdere kamers huurders krijgen. In de late jaren veertig en jaren vijftig probeer den veel eigenaren van hun huurders af te komen: of om het huis weer voor zichzelf te hebben, of om kamers voor een veel hogere som opnieuw te verhuren. Het verzoek van huurders om 'de hoogst mogelijke huurprijs'voor hen vast te stellen, was dus in feite een verzoek de bestaande huurovereenkomst te bekrachtigen. Veel huren bleven voorgoed gefixeerd. In Su rabaya woonde een Indische dame die in 2003 nog steeds 25 rupiah huur per maand betaalde. Dat is evenveel als het kleinste Indonesische muntje dat bijna niet meer in omloop is! Volkswoningbouw Maar het aanpassen van de huurregels was niet de enige manier van de gemeentebesturen om de woningnood te lenigen. De gemeenten voelden zich genoodzaakt nieuwbouwprojec ten te beginnen. In de jaren '20 stichtten veel gemeentes een NV Volkshuisvesting. Meestal was het gemeentebestuur hiertoe aangespoord door het Indo-Europees Verbond, de politieke partij die de belangen van de kleine Indische mens behartigde. Wat werd gepresenteerd als volkswoningbouw was in de praktijk gesubsi dieerde woningbouw voor minder welgestelde Europeanen. Na de Japanse tijd ging de volkswoningbouw van de overheid een nog engere groep klanten bedienen. Volkswoningbouw werd meer en meer woningbouw voor ambtenaren. Het bekendste voorbeeld is Kebayoran Baru.de grote stadsuitbreiding aan de zuidkant van Jakarta. Een ander voorbeeld is de bouw van twee honderd gemeentewoningen in Medan. Een kleine complicatie hierbij was dat de wijk geprojecteerd werd op grond die in concessie was gegeven aan de Deli Maatschappij. Toen de gemeente al te grootse plannen maakte, schreef de Deli Maatschappij in 1949 een brief waarin aan de concessie herinnerd werd. De steller van de brief eindigde droogjes met de opmerking: of de gemeente voortaan bij het uitwerken van de'ongetwijfeld nuttige plannen wel rekening wilde houden' met wie de grond beheerste. Aanvankelijk waren ook deze woningen voor het algemene publiek bedoeld. Maar in de loop van de planning en uitvoering verschoof de doel groep onmerkbaar van de hele gemeenschap naar de gemeentelijke ambtenaren. Nadat de woningen waren voltooid, werden de bestuurders zich ervan bewust dat de wijk een druppel op een gloeiende plaat was geweest. Medan klopte daarom opnieuw bij de nationale overheid aan voor financiële steun. De subsidie- pot was echter leeg en bovendien al afgeschaft. De vele nieuwkomers hadden het overheidsbe leid niet afgewacht. Zij waren allang bezig aan de rand van de stad voor zichzelf een paleisje te timmeren, o \foocLoopiq qtwiiziq-D köNikqopLukpLAk J957- SraVBOÉJDDS Thomas Kartsen's plan voor het Koningsplein in Batavia. Een uniek ontwerp, omdat het archief van Karsten vrijwel ~0geheel verloren is gegaan tijdens de Japanse bezetting. 1"*"° Bron: IBT Lokale Techniek 6 (1937), archief Simon Karsten. 36 moesson

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2004 | | pagina 36